Ingediend | 4 april 2018 |
---|---|
Beantwoord | 17 april 2018 (na 13 dagen) |
Indiener | Michiel van Nispen |
Beantwoord door | Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | organisatie en beleid recht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z06097.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-1806.html |
Ik heb in navolging van de opdracht uit het regeerakkoord om het stelsel van rechtsbijstand te herzien en om uitvoering te geven aan de motie-Groothuizen c.s.1 een programma ingericht. Voor een nadere toelichting verwijs ik u naar mijn brief van 9 april 2018 aan uw Kamer (Kamerstuk 31 753, nr. 152)
In het regeerakkoord is het voornemen opgenomen om het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand binnen de bestaande budgettaire kaders te herzien langs de lijnen van de rapporten van de commissies Wolfsen en Van der Meer. In mijn brief aan uw Kamer van 27 november 20173 heb ik toegelicht dat dit voornemen leidt tot de opgave een stelsel vorm te geven waarbinnen kwalitatief goede rechtsbijstand wordt geleverd als dat nodig is, door de persoon of instantie die daarvoor het meest is aangewezen. Daarbij wordt ook hetgeen door de commissie Barkhuysen is gesteld, betrokken. Het programma bouwt daarmee voort op hetgeen in bovenstaande rapporten is neergelegd.
Zie antwoord vraag 2.
Het programma kan haar opdracht niet uitvoeren zonder de kennis, expertise en ervaring van betrokken professionals. Ik vind het belangrijk dat het probleemoplossend vermogen en de denkkracht die zich in het veld bevinden optimaal worden benut en samen worden gebracht met de inzichten die de rapporten van de commissies Wolfsen en Van der Meer ons geven. Bovendien verwacht ik met deze aanpak het belang van de burger goed te dienen. In mijn eerdergenoemde brief aan uw Kamer heb ik aangegeven organisaties binnen en buiten het stelsel uit te nodigen om mee te doen en mee te denken. Daarnaast wil ik relevante kennis, ervaring en expertise ook via andere wegen ontsluiten. Zo is er een LinkedIn-groep opgezet.4 Daarnaast vindt hoog ambtelijk overleg plaats met bestuurders van het Juridisch Loket, de Raad voor Rechtsbijstand, de Nederlandse Orde van Advocaten en waar nodig met andere organisaties, zoals de Raad voor de Rechtspraak en het OM.
De belangrijkste bevinding van de commissie Van der Meer is dat de huidige puntentoekenningen over vrijwel de gehele linie niet meer overeenkomen met de werkelijke tijdsbesteding door rechtsbijstandverleners die zij geacht worden uit te drukken. De commissie heeft vier scenario’s geschetst voor de wijze waarop aan haar bevindingen opvolging kan worden gegeven. Zoals de commissie Van der Meer in haar voorwoord stelt, is het aan de beleidsverantwoordelijken om op basis van het rapport de noodzakelijke scherpe keuzes te maken zodat de vergoeding voor gesubsidieerde rechtsbijstand duurzaam en evenwichtig zal zijn. De conclusie die in de vraagstelling wordt getrokken naar aanleiding van het rapport van de commissie Van der Meer, deel ik niet. Zoals hierboven al genoemd, vinden op dit moment ontwerpsessies plaats. Op 3 april jl. heeft de eerste ontwerpsessie plaatsgevonden. Geïnteresseerden worden op de hoogte gehouden via de hierboven genoemde LinkedIn-groep. De eerste vier ontwerpsessies kennen een algemeen thema. In de uitnodiging voor deze sessies zijn wel randvoorwaarden gesteld. Eén van die randvoorwaarden is dat een herziening van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand plaatsvindt binnen de bestaande budgettaire kaders. Deze randvoorwaarde is in lijn met het regeerakkoord. De budgettaire kaders zijn ook aan de orde geweest in het genoemde hoog ambtelijk overleg met bestuurders.
Zie antwoord vraag 5.