Ingediend | 13 maart 2018 |
---|---|
Beantwoord | 4 april 2018 (na 22 dagen) |
Indiener | Nine Kooiman |
Beantwoord door | Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
Onderwerpen | ziekten en behandelingen zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z04419.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-1632.html |
Ik ben geen voor- of tegenstander van fusies in zijn algemeenheid. Fusies kunnen zinvol zijn als de betaalbaarheid, kwaliteit en toegankelijkheid van zorg wordt verbeterd of de continuïteit van zorg hierdoor gewaarborgd blijft. Fusies kunnen ook nadelige gevolgen hebben zoals minder keuze voor de patiënt of hogere prijzen. Het is niet aan mij maar aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM) om, als onafhankelijk toezichthouders, fusievoornemens te beoordelen op grond van de wettelijke kaders.
Zie antwoord vraag 1.
Voor mij staat voorop dat de zorg betaalbaar, toegankelijk en van een goede kwaliteit is. Het zorgaanbod moet daarbij passen. De omvang van een organisatie is niet allesbepalend voor de manier waarop de zorg wordt geleverd. Ook grote organisaties kunnen zorg kleinschalig en dicht bij huis organiseren.
Parnassia heeft mij laten weten dat met betrekking tot de interne bedrijfsvoering de vestigingen van Virenze worden aangesloten op de systemen en werkwijze van Parnassia. Voor wat betreft de toegankelijkheid van de geestelijke gezondheidszorg (ggz) in de regio is de overname van Virenze juist bedoeld om de toegankelijkheid van zorg te waarborgen.
Het fusietoezicht is wettelijk belegd bij de NZa en de ACM. Met de zorgspecifieke fusietoets toetst de NZa op de continuïteit van cruciale zorg en op de zorgvuldige betrokkenheid van cliënten, medewerkers en andere betrokken partijen. Partijen moeten in dat verband een effectrapportage indienen die inzicht biedt in onder meer de redenen van concentratie, de financiële gevolgen, de gevolgen voor de cliënt en mogelijke risico’s. Met het concentratietoezicht op grond van de Mededingingswet toetst de ACM op de mededinging. In haar toets kijkt de ACM of er na een fusie voldoende keuzemogelijkheden overblijven voor patiënten en zorgverzekeraars.
De ACM toetst voorgenomen fusies, voor zover die onder de reikwijdte van de toets vallen, op grond van de Mededingingswet. Over de uitkomst van deze toets zijn op voorhand geen uitspraken te doen. Tot op heden heeft de ACM twee fusies in de zorg verboden en is een aantal zorgfusies onder voorwaarden goedgekeurd. Daarnaast heeft een aantal zorgaanbieders hun melding ingetrokken vanwege initiële bezwaren van de ACM.
Specifiek op het terrein van ziekenhuisfusies heeft de ACM, mede naar aanleiding van de uitkomsten van twee studies naar de gevolgen van ziekenhuisfusies op de prijs en kwaliteit van zorg en ontwikkelingen in de markt, eind vorig jaar aangegeven verscherpte aandacht te hebben voor de concurrentierisico’s.3 Dat betekent dat de ACM mogelijk vaker mededingingsproblemen zal constateren en ziekenhuisfusies mogelijk eerder zal verbieden.
Parnassia heeft mij laten weten dat zorginhoudelijke redenen voor hen doorslaggevend zijn bij de beslissing om te fuseren of een zorgaanbieder over te nemen. Het gaat volgens Parnassia om schaalvoordelen en daarmee te behalen doelmatigheidswinst, om het waarborgen van de continuïteit van zorg voor patiënten of om kwaliteitsargumenten.
Zorgverzekeraars hebben als inkopers van zorg een belangrijke rol in het zorgstelsel. Bij de beoordeling van fusies weegt de ACM het standpunt van zorgverzekeraars dan ook mee in haar oordeel. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat machtsverhoudingen in de zorg sterk per sector kunnen verschillen en dat er in veel sectoren, waaronder de tweedelijns-ggz, juist sprake is van (een risico op) machtsonevenwichtigheden ten faveure van zorgaanbieders.4 Het is dus niet zo dat zorgaanbieders in zijn algemeenheid tegenwicht moeten bieden aan de macht van zorgverzekeraars. Ook hebben zorgaanbieders vaak andere overwegingen om te willen fuseren bijvoorbeeld op het gebied van kwaliteit of continuïteit van zorg.
Volgens de ACM kunnen de conclusies uit haar studie naar de prijs- en volume-effecten van ziekenhuisfusies niet één op één worden vertaald naar de ggz. De ziekenhuissector en de ggz verschillen in onder meer regulering en context. Zo gelden er in de ggz maximumtarieven terwijl in de ziekenhuissector het merendeel van de prijzen vrij onderhandelbaar is. Ik zie geen aanleiding onderzoek te laten doen naar de effecten van fusies tussen ggz-instellingen op de prijzen. Het is niet aan mij maar aan de ACM om fusies te toetsen en daarbij rekening te houden met de kenmerken van de zorgsector en het risico op onder meer prijsstijgingen in te schatten. Daarnaast bevat de Marktscan ggz van de NZa een beschrijving van de ontwikkelingen rondom uitgaven aan de ggz, het aantal en soort zorgaanbieders en prijsontwikkeling in de ggz.6
Het fusievoornemen tussen Parnassia en Virenze ligt momenteel ter beoordeling voor bij de ACM. Pas na deze toetsing kan een eventuele fusie doorgang vinden. Ik kan niet beoordelen wanneer (voorgenomen) fusies «mislukken».
Parnassia heeft mij laten weten dat er met de curator van Virenze afspraken zijn gemaakt over de overname van personeel. Overigens wordt volgens mijn informatie een deel van de zorg van Virenze overgenomen door de organisatie «MET ggz». Parnassia heeft mij laten weten dat partijen gezamenlijk ongeveer 320 fte personeel overnemen.