Ingediend | 27 februari 2018 |
---|---|
Beantwoord | 20 april 2018 (na 52 dagen) |
Indiener | Erik Ronnes (CDA) |
Beantwoord door | Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
Onderwerpen | burgerlijk recht recht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z03461.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-1849.html |
Ja, ik herinner mij de beantwoording van de genoemde vragen. Ik ga ervan uit dat uw vraag betrekking heeft op een eventueel geschil tussen een erfpachter en de gemeente over de erfpachtvoorwaarden. Wanneer het geschil leidt tot een gerechtelijke procedure, is griffierecht verschuldigd dat door het gerecht in rekening wordt gebracht. Een geschil over de erfpachtvoorwaarden zal door de rechtbank worden aangemerkt als een vordering of verzoek van onbepaalde waarde. Wanneer de erfpachter een natuurlijk persoon is, is het griffierecht in een dergelijk geval in beginsel € 291. Er geldt een verlaagd tarief van € 79 als een natuurlijk persoon onvermogend is. Erfpachters die gezamenlijk een advocaat inschakelen en een gemeenschappelijke dagvaarding, verzoekschrift of procesinleiding indienen, betalen gezamenlijk slechts eenmaal het griffierecht.
Daarnaast zijn er belangengroepen die procederen ten behoeve van meerdere erfpachters waardoor eveneens de proceskosten voor individuele erfpachters kunnen worden beperkt. Elke procespartij moet ook rekening houden met de kosten die zijn advocaat in rekening kan brengen.
Afhankelijk van zijn financiële situatie kan de erfpachter in aanmerking komen voor gefinancierde rechtsbijstand. Het is aan de erfpachter om – eventueel na het inwinnen van juridisch advies over zijn zaak – te beslissen of hij een procedure tegen de gemeente wil voeren. Hij moet daartoe inschatten of hij een procedure voldoende kansrijk acht. Ik meen dat met het voorgaande voldoende rekening wordt gehouden met de financiële positie van procespartijen.
Het staat iemand vrij in rechte aan te voeren dat er sprake is van een onredelijk bezwarend beding. In het algemeen geldt dat een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar is; indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval; onredelijk bezwarend is voor de wederpartij (artikel 6:233 BW). Op grond van artikel 6:216 BW is deze regel in beginsel ook van toepassing op de vestiging van erfpacht.
Bij de invoering van het nieuwe erfpachtstelsel heeft het college zowel een uitgebreide inspraak georganiseerd als de gemeenteraad geconsulteerd. Voor zover rechtsbeginselen aan de orde zijn, boden beide procedures de mogelijkheid deze naar voren te brengen. Gerechtelijke toetsing vindt altijd plaats aan de hand van concrete gevallen (praktische situaties). Zo lang immers geen sprake is van een concreet belang, is een gerechtelijke procedure niet aan de orde. Het is aan de rechter om in een concrete situatie te toetsen aan deze rechtsbeginselen.
Amsterdam geeft al sinds 1896 op grote schaal grond in erfpacht uit. In de jaren ’50 is een regeling van splitsing van een gebouw in appartementsrechten in de Nederlandse wetgeving opgenomen. Het is sindsdien tevens mogelijk om erfpachtrechten in appartementsrechten te splitsen.
In 2005 is in de wet de mogelijkheid opgenomen om erfpacht te vestigen per appartement (artikel 5:118a BW). Sinds die tijd is het gebruikelijk in Amsterdam om – bij nieuwe uitgifte van grond bestemd voor de bouw van appartementencomplexen -eerst te splitsen om vervolgens de appartementen in erfpacht uit te geven. Appartementencomplexen die vóór 2005 zijn gerealiseerd zijn dus veelal eerst in erfpacht uitgegeven en daarna in appartementsrechten gesplitst.
Er zijn in Amsterdam ruim 7.000 erfpachtrechten die na uitgifte in appartementsrechten zijn gesplitst. Daaruit zijn in totaal circa 180.000 woningappartementsrechten ontstaan.
Om overstap per appartementsrecht mogelijk te maken, biedt de gemeente Amsterdam elke individuele appartementseigenaar die wil overstappen naar eeuwigdurende erfpacht een overeenkomst aan. De overeenkomst tot overstap wordt gezekerd door middel van een kwalitatieve verplichting en een kettingbeding met bijbehorend boetebeding, waarmee wordt gewaarborgd dat ook de toekomstige rechtsopvolgers van de appartementseigenaar aan alle rechten en plichten uit de overeenkomst tot overstap zijn gebonden. Als alle appartementseigenaars in een complex na verloop van een aantal jaren individueel via deze overeenkomst zijn overgestapt, kunnen zij ook gezamenlijk de erfpacht goederenrechtelijk wijzigen. Dit wijkt niet wezenlijk af van de situatie in de gemeente Den Haag, ook daar gaan aan een goederenrechtelijke wijziging overeenkomsten vooraf. Indien alle appartementsgerechtigden in een appartementencomplex willen overstappen naar eeuwigdurende erfpacht, is het overigens ook mogelijk om gezamenlijk, in één keer over te stappen, zonder dat eerst deze overeenkomsten worden gesloten.
Ja, ik ben hiervan op de hoogte.
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 5 wat betreft de wijze waarop de overstapregeling in Amsterdam is vormgegeven met betrekking tot in appartementsrechten gesplitste erfpachtrechten. Het memorandum bevat de opvatting van twee rechtsgeleerden over de goederenrechtelijke gevolgen van de overstapregeling naar eeuwigdurende erfpacht in Amsterdam, zoals gevraagd door de Ring van Notarissen Arrondissement Amsterdam. Een bindende juridische beslissing over de duiding van de bedoelde vormgeving kan alleen de rechter geven.
Er is sprake van een verzekering indien de ene partij (de verzekeraar) zich jegens haar wederpartij (de verzekeringnemer) verbindt tot een of meer uitkeringen, en bij het sluiten van de overeenkomst geen zekerheid bestaat over wanneer of tot welk bedrag een uitkering moet worden gedaan. Er dient onzekerheid te bestaan bij partijen wanneer de verzekerde gebeurtenis of situatie zich voordoet. Het bedingen van een premie op de huidige (schaduw) canon voor het overstappen naar eeuwigdurende erfpacht kwalificeert niet als een verzekering omdat geen sprake is van een verbintenis tussen de gemeente Amsterdam en de erfpachter tot het doen van een of meer uitkeringen indien zich een bepaalde onzekere gebeurtenis voordoet. Er ontstaat voor de erfpachter zekerheid over de hoogte van de canon die eeuwigdurend dient te worden betaald. Dat kwalificeert niet als een verzekering. De Wft is dan ook niet van toepassing en de AFM heeft derhalve hier geen rol.
Zie antwoord vraag 8.
Persoonlijke situaties en voorkeuren van erfpachters kunnen onderling sterk verschillen. Hierdoor zou een berekening voor groepen huiseigenaren slechts een beperkt inzicht geven in financiële effecten. De gemeente heeft in een vroeg stadium een rekentool op haar website geplaatst waarmee erfpachters de financiële effecten van verschillende erfpachtvarianten op onder meer grondwaarde en canon voor hun persoonlijke situatie konden berekenen. Het is aan iedere erfpachter zelf om aan de hand hiervan de afweging te maken welke variant op basis van zijn persoonlijke situatie en voorkeuren passend is. Zowel overstappers als particuliere kopers van woningen op erfpachtgrond zullen zich daarnaast veelal laten bijstaan door ter zake deskundige (Amsterdamse) makelaars en financieel adviseurs.
Voor een erfpachter is de resterende looptijd van het tijdvak en de grondslag van de canonberekening – op basis van de grondwaarde – bekend, en wordt de afloop van het tijdvak en de daarmee verbonden wijziging van voorwaarden en canonaanpassing aan de nieuwe grondwaarde enkele jaren tevoren aangekondigd. De overstapregeling biedt een nieuwe mogelijkheid aan erfpachters om de canon, in plaats van een begrensde periode, voor eeuwig vast te leggen. Dat juist de overstapregeling huiseigenaren in hun financiële vermogen klem zet, ligt daarom niet voor de hand. Bovendien heeft de gemeenteraad van Amsterdam twee moties (28 juni 2017, Motie 810 en 812) aangenomen met betrekking tot een uitbreiding van de financiële vangnetregeling ter voorkoming van gedwongen verhuizing en ten behoeve van een hardheidsclausule. Het college heeft de gemeenteraad over de afhandeling van deze moties geïnformeerd bij brief van 12 december 2017.
Ik streef er telkens naar vragen zo snel mogelijk te beantwoorden. In de mededeling van 26 maart 2018 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1557) heb ik u aangegeven dat de beantwoording van deze vragen meer tijd vergde dan de termijn van drie weken.
Mede namens de ministers voor Rechtsbescherming en van Financiën deel ik u mede dat de gestelde vragen over erfpacht (ingezonden 27 februari 2018) niet binnen de termijn van drie weken kunnen worden beantwoord. Voor de beantwoording van de vragen is meer tijd nodig vanwege gemeentelijke informatie die voor beantwoording nodig is en de interdepartementale afstemming. Uw Kamer ontvangt de antwoorden zo spoedig mogelijk.