Ingediend | 23 februari 2018 |
---|---|
Beantwoord | 19 maart 2018 (na 24 dagen) |
Indiener | Gabriëlle Popken (PVV) |
Beantwoord door | Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z03328.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-1471.html |
Ja.
Ik vind het verschrikkelijk wat het slachtoffer is overkomen. Laat ik duidelijk zijn dat dit soort gedrag, ook al is het ruim 35 jaar geleden gebeurd, volstrekt onacceptabel is en indruist tegen de normen en waarden van de krijgsmacht. Deze misbruikzaak is strafrechtelijk gezien verjaard. Het tijdsverloop in deze zaak staat ook het nemen van bestuursrechtelijke of tuchtrechtelijke maatregelen in de weg. In deze zaak is dat strijdig met mijn gevoel van rechtvaardigheid. Indien het mogelijk was geweest in deze zaak nadere juridische maatregelen te treffen dan had ik daarover niet geaarzeld. Wat nog wel mogelijk is, zullen we doen, zoals ook uiteengezet in de Kamerbrief.
Ik deel uw gevoel. Tegelijk is het recht op privacy een grondrecht, dat beschermd dient te worden. Dat geldt voor alle betrokkenen; zowel voor het slachtoffer als voor de personen waarover is gemeld. Ik wil voorkomen dat medewerkers die in de toekomst een melding willen doen, geen andere mogelijkheden zien dan het opzoeken van de media. Om deze reden heb ik de commissie-Giebels opdracht gegeven onderzoek te doen naar de verbetering van het meldingssysteem (waaronder de afhandeling van meldingen), de meldingsbereidheid en de nazorg. Zoals ik u in mijn brief van 22 december jl. (Kamerstuk 34 775 X, nr. 70) heb gemeld zal ik de tussentijdse bevindingen van de Commissie Giebels meenemen in de integrale aanpak veiligheid en integriteit.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.