Ingediend | 21 februari 2018 |
---|---|
Beantwoord | 21 maart 2018 (na 28 dagen) |
Indiener | Sadet Karabulut |
Beantwoord door | Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
Onderwerpen | defensie internationaal |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z03107.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-1532.html |
Ja.
De betreffende uitspraken zijn door de heer Nollkaemper gedaan in zijn hoedanigheid van hoogleraar internationaal recht aan de Universiteit van Amsterdam en niet in zijn hoedanigheid als Extern Volkenrechtelijk Adviseur. Zoals het kabinet tijdens het Algemeen Overleg op 14 december 2017 heeft aangegeven, zijn we op de randen van het mandaat terechtgekomen. Volgens het kabinet is er echter op dit moment nog steeds een volkenrechtelijke rechtsgrond voor de inzet van Nederlandse militairen in Syrië, die wordt gevormd door het recht op collectieve zelfverdediging van Irak tegen gewapende aanvallen van ISIS op Irak. Hoewel niet in dezelfde mate als in een eerdere fase, is er nog steeds sprake van de elementen die ter onderbouwing hiervan zijn genoemd in de artikel 100 brief van 11 september 2017 en de beschouwingsbrief van 24 november 2017. Nederland blijft de volkenrechtelijke rechtsgrond voor de inzet van Nederlandse militairen in Syrië voortdurend kritisch tegen het licht houden.
Nee, daartoe ben ik niet bereid omdat daar geen noodzaak toe bestaat. De regering acht zich op basis van interne (maar ook eerdere externe) advisering voldoende volkenrechtelijk geadviseerd. Op basis van deze advisering wordt de (zich ontwikkelende) feitelijke situatie voortdurend beoordeeld.