Ingediend | 12 februari 2018 |
---|---|
Beantwoord | 27 maart 2018 (na 43 dagen) |
Indieners | Kirsten van den Hul (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
Beantwoord door | Halbe Zijlstra (VVD) |
Onderwerpen | burgerlijk recht recht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z02371.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-1593.html |
Ja. Dit bericht betreft het onderzoeksrapport Girls» Rights are Human Rights, dat Plan International onlangs uitbracht. Plan International bekeek dertienhonderd internationale juridische documenten, inclusief verdragen, uit de periode 1930–2017. In bijna geen van die verdragen worden meisjesrechten expliciet genoemd.
De rechten van meisjes vallen onder toonaangevende internationale verdragen zoals het VN-Vrouwenrechtenverdrag (1979) en het VN-Kinderrechtenverdrag (1989). Daarmee zijn zejuridisch gewaarborgd. Belangrijker is evenwel dat de rechten van meisjes in de praktijk vaak onderbelicht zijn. Meisjes hebben veelal een sociaal zwakkere positie dan jongens en hebben daardoor meer te maken met schending van hun rechten. Om deze reden verdienen de rechten van meisjes wereldwijd meer aandacht en ik blijf me hier consequent voor inzetten.
Het VN-Kinderrechtenverdrag geldt voor «ieder mens jonger dan 18 jaar», waardoor het van toepassing is op zowel jongens als meisjes. Daarnaast omvat het VN-Vrouwenrechtenverdrag de rechten van vrouwen van alle leeftijden, inclusief meisjes (meisjes worden ook genoemd in Artikel 10.f). Deze verdragen bevatten ook bepalingen die specifiek betrekking hebben op zaken die meisjes onevenredig treffen als uithuwelijking en alle vormen van geweld. Via deze verdragen worden de rechten van meisjes, ook al worden ze niet overal specifiek genoemd, gewaarborgd. Ook in het Europese regionale verdrag over geweld tegen vrouwen (de Istanbul Conventie) worden meisjes expliciet onder het bereik van het verdrag geschaard.
Het is niet wenselijk om het principe aan te tasten dat waar in verdragen wordt gesproken van mensenrechten, vrouwenrechten of kinderrechten, deze ook onverkort gelden voor meisjes. Daarom zal het kabinet er niet voor pleiten dat bestaande verdragen als het VN-Vrouwenrechtenverdrag en VN-Kinderrechtenverdrag gewijzigd worden en onderscheid gaan maken tussen vrouwen en meisjes, jongens en meisjes en andere geslachten, genderidentiteiten of leeftijden. Het aanbrengen van zo’n onderscheid in verdragen zou mogelijk de risico’s voor schending van meisjesrechten eerder vergroten dan verkleinen.
Tegelijkertijd is het kabinet van mening dat het expliciet maken van meisjesrechten in sommige gevallen helpt om deze in de praktijk beter te waarborgen. Daarom zal het kabinet pleiten voor een expliciete vermelding van de rechten van meisjes wanneer onderhandelingen plaatsvinden over nieuwe bindende verdragen en bepalingen die betrekking hebben op schendingen waar juist meisjes mee te maken hebben (bijvoorbeeld genitale verminking).
Zo blijft het kabinet zich ook inzetten voor het expliciet maken van meisjesrechten in verschillende internationale fora en uitkomstdocumenten, zoals bijvoorbeeld in de Commission on the Status of Women, Mensenrechtenraad en Algemene Vereniging van de Verenigde Naties (AVVN). In de aankomende tweejaarlijkse AVVN-resolutie over geweld tegen vrouwen die in 2018 ingediend zal worden, zet het kabinet in op een expliciete vermelding van de rechten van meisjes.
Het is goed dat de rechten van meisjes reeds expliciet vermeld zijn in het 5e Duurzame Ontwikkelingsdoel: het behalen van gendergelijkheid en de empowermentvan alle vrouwen en meisjes.
Zowel het VN-Vrouwenrechtenverdrag als het Kinderrechtenverdrag sluiten het maken van voorbehouden niet uit. Voorbehouden die niet verenigbaar zijn met doel en strekking van de verdragen zijn echter niet toegestaan. Het kabinet zet bij beide verdragen in op zo min mogelijk voorbehouden, onder andere door gebruik te maken van de mogelijkheden die het verdragenrecht biedt om bezwaar te maken tegen voorbehouden van andere landen die naar het oordeel van de regering niet verenigbaar zijn met voorwerp en doel van het betreffende verdrag.
Het kabinet zal andere landen blijven aansporen om bestaande voorbehouden die indruisen tegen de rechten van meisjes in te trekken (met name met betrekking tot het VN-Vrouwenrechtenverdrag). Bijvoorbeeld via het Universal Periodic Review mechanisme van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties, waarin landen elkaar beoordelen op de naleving van mensenrechtenverplichtingen. Een andere manier is via diplomatie op bilateraal niveau, inclusief inzet van de Nederlandse Mensenrechtenambassadeur.
Ja, ik ben zeker bereid om tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties meisjesrechten bespreekbaar te maken. Daarbij zal ik benadrukken dat het gaat om het naleven van verdragen en resoluties die de rechten van meisjes waarborgen, ook van belang voor het realiseren van alle Duurzame Ontwikkelingsdoelen.