Ingediend | 6 februari 2018 |
---|---|
Beantwoord | 19 maart 2018 (na 41 dagen) |
Indiener | René Peters (CDA) |
Beantwoord door | Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
Onderwerpen | jongeren zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z01949.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-1490.html |
Ja
In de Jeugdwet is aangegeven dat een jongere die (tijdelijk) niet meer thuis kan wonen, bij voorkeur geplaatst dient te worden in een gezinsvervangende vorm van jeugdhulp zoals een pleeggezin of een gezinshuis, tenzij dit niet in het belang van de jeugdige zelf is.
De resultaten van het genoemde onderzoek «Maatschappelijke Business Case Gezinshuizen-2016» zijn goed om kennis van te nemen. Het onderzoek wijst op de financiële effecten en het hoge maatschappelijk rendement van de gezinshuizen vaak omdat (duurdere) zorg voorkomen wordt. Daarnaast toont het onderzoek ook aan dat er andere positieve effecten zijn op het leven van de jongere zelf indien hij in een gezinshuis verblijft.
Dit ondersteunt mij in de overtuiging dat jeugdigen die niet meer thuis kunnen wonen, vaak beter in kleinschalige en gezinsgerichte voorzieningen of in pleegzorggezinnen kunnen worden opgevangen. Uitgangspunt is dat, niet eventuele financiële motieven, maar vooral het belang van het kind voorop dient te staan bij de uiteindelijke beslissing waar het kind het beste geplaatst kan worden.
In 2016 zijn er in totaal 70 (regionale) zorgaanbieders die samen realistisch geschat ten minste 764 gezinshuizen aanbieden. In deze gezinshuizen zijn in 2016 ten minste 2.594 jeugdigen inhuisgeplaatst, per gezinshuis gemiddeld bijna «3,5 jeugdigen». In 2016 was ongeveer 60% van de gezinshuizen in loondienst bij een zorgaanbieder. De overige gezinshuizen werkten via een franchiseconstructie aangesloten bij een (zorg)-organisatie als franchisenemer. Daarnaast zijn er gezinshuizen die volledig zelfstandig of als onderaannemer opereren. Het exacte aantal is niet bekend. Bron: factsheet gezinshuizen, www.gezinspiratieplein.nl
De aanpassing van de Jeugdwet in verband met de registratie van een nieuwe jeugdhulpaanbieder wordt momenteel op de juridische mogelijkheden bekeken. Zoals ik tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel fusie IGZ en IJZ tot IGJ op 21 februari jl. aan de TK heb toegezegd, ben ik van plan uw Kamer voorafgaand aan de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging toetreding zorgaanbieder (Wtza) bij brief te informeren hierover.
Vertegenwoordigers uit de sector (waaronder gezinshuis.com, jeugdzorg NL, keurmerk gezinshuizen, Present 24/7, s’ Heeren Loo, Driestroom) werken momenteel aan het ontwikkelen van een kwaliteitskader. Het Nederlands Jeugdinstituut en de Hogeschool Leiden begeleiden dit traject.
Het kwaliteitskader is van toepassing voor gezinshuizen in de verschillende organisatievormen en wordt eind dit jaar opgeleverd. Het kwaliteitskader komt tot stand met input van de verschillende belanghebbenden: cliënten, aanbieders van gezinshuizen, gemeenten, andere belanghebbenden in het zorglandschap en kennispartners. Hierbij is aandacht voor de implementatie. Dit houdt in dat er draagvlak is voor het kwaliteitskader in het veld, dat alle belanghebbenden en aanbieders zijn geïnformeerd en dat er bereidheid is om met dit kader aan de slag te gaan.
Ja
Uit onderzoek van Q-Consult («de puzzel afmaken», 6 oktober 2016) blijkt dat administratieve lasten in de decentrale stelsels niet alleen volgen uit regels vanuit het rijk, maar vooral voortkomen uit regels die gemeenten en aanbieders zelf opstellen. Het is hierom aan gemeenten en aanbieders zelf om hier samen met professionals mee aan de slag te gaan, zodat meer geld en tijd ten goede kan komen van de cliënten waarvoor zij zorg dragen.
Het kwaliteitskader jeugd is van beroepsbeoefenaren zelf en hierin staan kwaliteitseisen voor de beroepsuitoefening als het jeugdhulp betreft. Ook werkgevers kunnen hier een inbreng leveren.
Er zijn gezinshuizen waarvan de gezinshuisouders in loondienst zijn aangesloten bij een zorgaanbieder, er zijn gezinshuisouders die als franchisenemer opereren en die aangesloten zijn bij een grotere zorgorganisatie waar een franchise-overeenkomst mee is aangegaan. En tenslotte zijn er ook gezinshuisouders die volledig zelfstandig of als onderaannemer werkzaam zijn (de vrijgevestigden).
De vragen van het Kamerlid Peters (CDA) over gezinshuizen (2018Z01949) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.