Ingediend | 30 januari 2018 |
---|---|
Beantwoord | 23 maart 2018 (na 52 dagen) |
Indieners | Farid Azarkan (DENK), Tunahan Kuzu (DENK), Selçuk Öztürk (DENK) |
Beantwoord door | Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z01393.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-1524.html |
Ja.
Ik heb met afkeer kennisgenomen van de bekladding. Ik begrijp dat deze voor onrust en angst zorgen. Zeker bij de direct betrokkenen zoals het verenigingsbestuur en de verenigingsleden, maar ook bij niet-direct betrokkenen. In zo’n geval is het belangrijk dat de vereniging en haar leden direct worden bijgestaan. Goede contacten tussen de gemeente, politie en vereniging zijn van groot belang om gezamenlijk de veiligheid te waarborgen. In Rotterdam zijn die contacten direct gelegd en heeft dat ervoor gezorgd dat er snel en adequaat kon worden gehandeld. Indien nodig worden lokaal passende maatregelen getroffen op basis van dreiging en risico. Bij het nemen van beveiligingsmaatregelen moet in het oog worden gehouden dat het middel gegeven de omstandigheden passend en proportioneel is. Deze afweging kan het beste lokaal worden gemaakt.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Iedereen moet zich in Nederland veilig voelen. Ik vind van groot belang dat wanneer zich spanningen voordoen tussen verschillende groepen mensen, samenwerking tussen gemeente, politie en de betreffende groepen proactief wordt aangegaan. In Rotterdam investeert het lokaal bestuur duidelijk in een goede aanpak om te voorkomen dat spanningen uit het buitenland zich in Nederland manifesteren.
De politie heeft in deze zaak een strafrechtelijk onderzoek ingesteld, maar er zijn (nog) geen verdachte(n) in beeld gekomen.
De PKK staat op de Europese terroristenlijst. In algemene zin kan ik melden dat de terroristische dreiging wordt gemonitord. Het dreigingsbeeld is onder andere terug te vinden in de Dreigingsbeelden Terrorisme Nederland van de NCTV. Daarnaast worden ook concrete maatregelen genomen. Een voorbeeld daarvan is het plaatsen van personen op de nationale sanctielijst terrorisme.
Zie antwoord vraag 7.
Het recht op betoging is neergelegd in de Grondwet en wordt nader gereguleerd in de Wet openbare manifestaties. Uitgangspunt is dat door het lokale gezag, dat bevoegd is om demonstraties te reguleren, geen beperkingen mogen worden gesteld vanwege de inhoudelijke boodschap van een demonstratie, ook niet als die boodschap onwelgevallig is. Afhankelijk van de situatie waarin vlagvertoon plaatsvindt, kan dit wel strijd opleveren met de wet (bijvoorbeeld art 137c en 137d Wetboek van Strafrecht). Alsdan zijn er mogelijkheden om vlagvertoon aan te pakken.
Ik ben op de hoogte van het feit dat er een vernieling heeft plaatsgevonden bij een Turks-Nederlandse vereniging in Rotterdam op 14 september 2015.
Zoals al in antwoord op vraag 5 is gesteld, is duidelijk dat het lokaal bestuur in Rotterdam investeert in een goede aanpak met betrekking tot spanningen en dreigingen.
Voor het antwoord wordt verwezen naar het antwoord op vraag 9.
Hierbij bericht ik u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat de schriftelijke vragen van de leden Kuzu, azarkan en Ozturk (allen DENK) over het bericht dat een Turks-Nederlandse vereniging in Rotterdam is besmeurd met PKK-leuzen door sympathisanten van de terroristische beweging PKK (ingezonden 30 januari 2018) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.