Ingediend | 30 januari 2018 |
---|---|
Beantwoord | 8 maart 2018 (na 37 dagen) |
Indiener | Bente Becker (VVD) |
Beantwoord door | Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
Onderwerpen | internationaal ontwikkelingssamenwerking |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z01390.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-1374.html |
Het artikel past in de berichtgeving die we de laatste jaren in Nederlandse en internationale media zien over de kritische omslag ten aanzien van vrijwilligerswerk door Westerse jongeren (en ook volwassenen) in weeshuizen in onder meer de in het artikel genoemde landen. Deze is vooral ingegeven door inzicht in negatieve effecten dat dergelijk werk op kinderen in die landen kan hebben en door misstanden zoals in het artikel beschreven.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken volgt ontwikkelingen op dit terrein, onder meer via contacten met het Better Care Network(BCNN). Dit netwerk, waar internationale organisaties als Unicef onderdeel van uitmaken, werkt aan deze problematiek via voorlichting en bewustwording: richting (potentiële) vrijwilligers, kleinschalige particuliere ontwikkelingsinitiatieven, bemiddelingsbureaus voor internationaal vrijwilligerswerk, reisorganisaties etc. Landen die met dit fenomeen worden geconfronteerd – zoals Kenia en Cambodja – nemen ondertussen zelf ook maatregelen.
Inzake voorlichting en bewustwording in Nederland vervult daarnaast ook kennisinstituut Movisie (https://www.movisie.nl) een rol met de website www.vrijwilligerswerk.nl en het speciaal dossier (https://vrijwilligerswerk.nl/voluntourism).
De belangstelling van jongeren – en volwassenen – om te reizen en internationale culturele en werkervaring op te doen heeft een grote vlucht genomen. Internationaal vrijwilligerswerk is daar een onderdeel van. De overheid heeft daar een beperkte rol in en houdt geen cijfers bij over vrijwilligersinzet op dit vlak. Ook niet als het gaat om inzet in weeshuizen. De cijfers die in het Volkskrantartikel worden genoemd betreffen overigens algemeen vrijwilligerswerk en niet werk in weeshuizen.
Nee. Het financieren van weeshuizen is geen specifiek doel binnen het Nederlandse ontwikkelingsbeleid.
Het is positief dat voorlichting, bewustwording en actie vruchten afwerpen en dat er meer aandacht is voor valkuilen en onbedoelde negatieve effecten. Dat geldt ook internationaal. Het gaat immers om een veel breder fenomeen en ook niet alleen om Nederlandse jongeren.
Positief is ook dat onder jongeren zelf – via sociale media – een discussie op gang is gekomen over de ethische aspecten van vrijwilligerswerk in arme landen, over de effecten daarvan en over onderliggende motieven en vooroordelen. Het Nederlandse initiatief ID-Leaks (http://idleaks.nl/) is daar een voorbeeld van. Internationale voorbeelden zijn Radi-Aid (http://www.rustyradiator.com/) en BarbieSavior (http://www.barbiesavior.com/).
Maatschappelijke betrokkenheid moeten we uiteraard ook waarderen. Het is een goede zaak dat jongeren hun blik verbreden, internationale en interculturele ervaring opdoen en nadenken over en zich inzetten voor minder armoede en meer inclusieve, duurzame ontwikkeling. Zaak is dat zij zich daar adequaat op oriënteren. Op dat terrein zijn diverse gedegen organisaties actief. Die zijn bijvoorbeeld te vinden via de eerder genoemde site van Movisie of het initiatief Volunteer Correct (http://volunteercorrect.org/nl/).
Reislustige jongeren, potentiële vrijwilligers en ook toeristen hebben allereerst een eigen verantwoordelijkheid om zich goed te oriënteren, voor te bereiden en zich niet te laten misleiden. Intermediaire en reisorganisaties kunnen daarbij helpen. Op dat vlak zijn er positieve ontwikkelingen. Verder is informatie over «weeshuistoerisme» inmiddels breed beschikbaar en is er – onder meer op sociale media – een levendige discussie. Dit is mede te danken aan initiatieven als van BCNN. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft in deze een beperkte rol. BCNN weet het ministerie te vinden. Vanuit verschillende ontwikkelingsprogramma’s onderhoudt het ministerie met een aantal BCNN-lidorganisaties een samenwerkingsrelatie.
Waar mogelijk en relevant wordt in externe contacten aan de problematiek gerefereerd en gewezen op richtlijnen die zijn ontwikkeld. Ook via de Facebookpagina «Ontwikkelingssamenwerking» wordt er aandacht aan besteed. Ambassades in landen waar kinderhuizen veel voorkomen zijn bekend met de problematiek en hebben informatie beschikbaar. In het kader van een update van de inhoud van de websites voor ambassades wordt bezien hoe relevante informatie kan worden opgenomen.
Zie antwoord vraag 5.