Ingediend | 25 januari 2018 |
---|---|
Beantwoord | 27 februari 2018 (na 33 dagen) |
Indieners | Pia Dijkstra (D66), Vera Bergkamp (D66) |
Beantwoord door | Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z01126.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-1287.html |
Ja.
Het komt voort uit de taak van het Zorginstituut om dergelijk onderzoeken uit te (laten) voeren en op basis hiervan verbeteringen aan te bevelen. De onderzoeken zijn uitgevoerd in opdracht van het ZIN, als achtergrondstudies voor het Verbetersignalement «Zorg in de laatste levensfase bij mensen met ongeneeslijke darmkanker of longkanker». In totaal heeft het Zorginstituut daarvoor vijf onderzoeken laten uitvoeren – waarvan dit specifieke onderzoek er één was – en heeft het Zorginstituut zelf aanvullende analyses uitgevoerd als validatie van het gevraagde onderzoek. Het Zorginstituut heeft de resultaten van alle studies in samenhang beschreven in het Verbetersignalement en alle resultaten en onderliggende onderzoeksrapporten openbaar gemaakt.
Het is aan de zorgprofessionals om de betekenis van deze onderzoeken en de gedane aanbevelingen voor hun praktijk te duiden. Daarom is het goed dat deze onderzoeken openbaar raadpleegbaar zijn. We gaan er vanuit dat de zorgprofessional deze onderzoeken betrekken bij hun werk en ook met elkaar de discussie aan gaan over wat zij herkennen in hun eigen praktijk en in hun werk desgewenst kunnen verbeteren. Deze aanbevelingen uit deze verbetersignalementen helpen beroepsverenigingen van artsen bij het verbeteren van richtlijnen hoe de beste zorg voor patiënten gegeven kan worden. Zie ook mijn antwoord op vraag 3 en 4. Het is niet aan de Minister is om inhoudelijke conclusies te trekken over de vraag welk medisch handelen in een specifieke situatie aangewezen is.
Welke conclusies te trekken zijn, hangt nauw samen met een oordeel over de schijnbare tegenstelling die er tussen de onderzoeken lijkt te bestaan. Zie hiervoor het antwoord op vraag 4. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven, zijn zorgprofessionals primair aan zet om te beoordelen wat dit betekent voor hun praktijk en de richtlijnen die daarop van toepassing zijn.
Het Zorginstituut is bij het Verbetersignalement niet over een nacht ijs gegaan en heeft verschillende onderzoeken laten uitvoeren en heeft ook zelf een analyse gedaan ter validatie. Zo kan het Zorginstituut instaan voor de conclusies die het uiteindelijk trekt. Ik vind dat een wenselijke aanpak. Zoals onder vraag 2 aangegeven zijn de onderzoeken uitgevoerd als achtergrondstudies voor het Verbetersignalement «Zorg in de laatste levensfase bij mensen met ongeneeslijke darmkanker of longkanker». De aanvullende analyses door het Zorginstituut nuanceren de bevindingen van het consortium voor wat betreft het hoge zorggebruik van mensen in de laatste levensfase. De analyses van het Zorginstituut laten zien dat de inzet van behandelingen afneemt in de laatste levensmaanden: er wordt minder gestart met chemotherapie, radiotherapie, toediening biologicals of operatie naarmate het levenseinde nadert. Dit is in tegenstelling tot het beeld van het consortium dat er doorbehandeld wordt in de laatste levensfase. Het algemene zorggebruik in de laatste levensmaanden neemt echter wel toe: patiënten bezoeken vaker de eerste hulp, worden vaker opgenomen in ziekenhuis of op de IC, krijgen meer controlebezoeken en diagnostisch onderzoek. Het blijkt dat patiënten die in de laatste levensmaanden een ziektegerichte palliatieve behandeling krijgen, bijvoorbeeld palliatieve chemotherapie of radiotherapie, een hogere kans hebben om opgenomen te worden in het ziekenhuis, terwijl mensen in het algemeen zo veel als mogelijk thuis wensen te zijn in de laatste levensfase.
Het Zorginstituut heeft de resultaten van alle verrichte onderzoeken gepubliceerd. Ten aanzien van dit specifieke onderzoek heeft het Zorginstituut ter validatie een eigen analyse gedaan. Dit is een gebruikelijke en zorgvuldige werkwijze om de resultaten van onderzoeken in perspectief te plaatsen. Daarmee is ook duidelijk hoe het Zorginstituut tot de conclusie heeft kunnen komen. Zie ook mijn antwoord op vraag 4.
Het Zorginstituut vraagt in het Verbetersignalement aandacht voor het centraal stellen van de behoefte van de patiënt. Zij constateren dat er ruimte voor verbetering is in het gesprek met de patiënt en de afstemming tussen zorgprofessionals onderling over de voorkeuren en zorgbehoeften van patiënt en hoe zorg of behandeling hier het beste op kan aansluiten.
Het Zorginstituut noemt verschillende verbetermogelijkheden, zoals het verbeteren van de transmurale afstemming, het verkennen van de palliatieve zorgbehoeftes vanaf de diagnose van ongeneeslijke ziekte (advanced care planning) en het verhelderen van het behandelperspectief (inzichtelijk maken van behandelmogelijkheden en -onmogelijkheden).
Het Zorginstituut geeft aan dat in de tekst van hun aanbesteding is gevraagd om analyse van regionale variatie, en niet om analyse van verschillen op instellingsniveau. In de offerte die het consortium onder leiding van IQ Healthcare heeft uitgebracht, geven zij wel aan dat ook naar variatie op instellingsniveau zou worden gekeken. Het Zorginstituut heeft de opdracht toegekend op basis van deze offerte, en heeft de onderzoekers laten weten dat het Zorginstituut juridisch geen mogelijkheden heeft om tot instellingen herleidbare informatie te publiceren. Ik concludeer dat het Zorginstituut de praktijkvariatie op instellingsniveau, gelet op de juridische gevoeligheid van het onderwerp, niet heeft gevraagd en ook niet kon vragen.
Het is zeker mogelijk om onderzoek naar praktijkvariatie te doen. Openbaarmaking van de onderzoeksresultaten op instellingsniveau kan alleen als instellingen bereid zijn hun data voor dat beoogde doel ter beschikking te stellen aan onderzoekers. Het Zorginstituut heeft dat in het kader van dit onderzoek niet gedaan en heeft daar ook geen opdracht voor gegeven. Het Zorginstituut geeft aan dat de exploratie van regionale verschillen in zorgintensiteit niet de scope van het onderzoek was. Het doel was om vanuit het perspectief van patiënten vast te stellen wat zinnige zorg is in de laatste levensfase.
Er is op basis van de rapporten en het verbetersignalement voldoende informatie verzameld, gelet op het doel van dit onderzoek: verbeteringen aangeven voor gepaste en zinnige zorg in laatste levensfase. De rapporten geven daarvoor nu al veel aanknopingspunten om mee aan de slag te gaan en verbetermaatregelen te treffen. Ik zie daarom geen aanleiding en mogelijkheid om het onderzoek te verdiepen tot op instellingsniveau, zie het antwoord op vraag 7.
Ja.
De vragen van de Kamerleden Dijkstra (D66) en Bergkamp (D66) over het bericht «Ziekenhuizen behandelen intensief door bij levenseinde» (ingezonden 25 januari 2018) (2018Z01126) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de kamervragen doen toekomen.