Ingediend | 23 januari 2018 |
---|---|
Beantwoord | 8 februari 2018 (na 16 dagen) |
Indieners | Sandra Beckerman , Henk Nijboer (PvdA), Liesbeth van Tongeren (GL) |
Beantwoord door | Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
Onderwerpen | economie overige economische sectoren |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z00883.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-1089.html |
Ja.
Met «code rood» bedoelt SodM te zeggen dat een grenswaarde is overschreden, waarmee het meet- en regelprotocol in werking treedt. Dit protocol houdt in dat NAM binnen een korte tijd een analyse maakt over de achtergronden van de grenswaardeoverschrijding en een voorstel doet voor eventuele beheersmaatregelen. NAM legt deze analyse voor aan SodM, waarna SodM aan mij advies uitbrengt. NAM heeft er in haar brief aan SodM op gewezen, dat het meet- en regelprotocol betrekking heeft op zowel fysieke veiligheid als veiligheidsbeleving.
De uitspraak van NAM over de risicomodellen is een constatering op basis van rekenresultaten. SodM heeft de constateringen van NAM getoetst en komt tot de conclusie dat zij zich kan vinden in de analyse van NAM. Het gaat dan om een analyse waaruit blijkt dat het patroon van de grondversnelling (PGA), de grondsnelheid (PGV) en de magnitude van de beving binnen de verwachtingen valt en daarom geen onverwachte elementen bevat. Ik verwijs hiervoor naar het rapport van SodM (p.31), dat ik gevoegd heb bij mijn brief aan uw Kamer van 1 februari 2018 (Kamerstuk 33 529, nr. 424).
Zie antwoord vraag 2.
Ik heb begrip voor de emoties van Groningers die een goede oplossing willen voor schade die zij door aardbevingen hebben ondervonden. Daarom heb ik mij vanaf het begin van mijn aantreden als Minister ingezet voor een goed schadeprotocol Recent is hierover overeenstemming bereikt (zie Kamerstuk 33 529, nr. 423). Ik ga echter niet over de wijze waarop NAM zijn cijfers, rapporten en brieven presenteert.
Zie antwoord vraag 4.
In de genoemde technische briefing hebben GTS en TNO een toelichting gegeven op het onderwerp leveringszekerheid en het gebruik van laagcalorisch gas in binnen- en buitenland. Tijdens deze briefing is ook ingegaan op mogelijkheden om de vraag naar laagcalorisch gas te verminderen. Uit de vraag kan ik niet opmaken aan welke van deze mogelijkheden door de vragenstellers wordt gerefereerd. Ik maak daarom een onderscheid tussen de korte en de langere termijn.
Bij het verlagen van de gaswinning nog binnen dit gasjaar (tot 1 oktober 2018) kan alleen gebruik worden gemaakt van de bestaande infrastructuur. Daarnaast is in 2015 het onderzoek naar een andere benadering van de gaswinning uitgevoerd (Kamerstukken 33 529, nr. 212). De hoofdconclusie van dit onderzoek was dat het mogelijk is het gassysteem zodanig in te richten dat zoveel mogelijk gas uit andere bronnen dan het Groningenveld wordt gebruikt, waarmee de winning uit het Groningenveld temperatuurafhankelijk wordt. Het kabinet heeft destijds echter besloten om niet volledig tot deze andere benadering van de gaswinning over te gaan omdat de temperatuurafhankelijke winning uit het Groningenveld zou leiden tot sterke productiefluctuaties, die het, op basis van het advies hierover van SodM, juist zoveel mogelijk wilde beperken (Kamerstuk 33 529, nr. 278). Naar aanleiding van de nieuwe adviezen van SodM en GTS van 1 februari jl. zal ik dit opnieuw bezien voor de aankomende jaren. Zoals ik in mijn brief van 1 februari jl. aan uw Kamer schreef, heb ik NAM en GasTerra gevraagd binnen de voorwaarden van de voorlopige voorziening, voor het lopende gasjaar hier reeds invulling aan te geven en de gaswinning te verlagen (Kamerstuk 33 529, nr. 424).
Op de langere termijn zijn er ook andere mogelijkheden om de vraag naar Gronings gas structureel terug te brengen, bijvoorbeeld via de bouw van een aanvullende stikstofinstallatie in Zuidbroek, de ombouw van industriële grootverbruikers naar hoogcalorisch gas en verduurzaming in de gebouwde omgeving. Ik inventariseer nu wat de mogelijkheden van deze en andere opties zijn en wil uw Kamer hierover zoals eerder toegezegd dit kwartaal informeren.
Als gas kwalitatief wordt omgezet, wordt dit gedaan door de landelijke netbeheerder die de taak heeft om de netten te balanceren. In het buitenland zijn er ook mogelijkheden om laagcalorisch gas in het hoogcalorische gasnet bij te mengen. Uw Kamer is hier eerder al over geïnformeerd (Kamerstuk 33 529, nr. 285).
Het is mij bekend dat er met name in Frankrijk laagcalorisch gas in het hoogcalorisch gasnet wordt gemengd om het gasnetwerk te balanceren. Het afgelopen gasjaar ging het daarbij om iets minder dan 0,5 miljard Nm3. Dat is vergelijkbaar met eerdere jaren en valt binnen de bandbreedte waar GTS in haar prognoses van de export naar België en Frankrijk rekening mee heeft gehouden. Overigens ben ik inmiddels met mijn collega’s in Duitsland, Frankrijk en België in gesprek over de mogelijkheden de buitenlandse vraag naar laagcalorisch gas versneld af te bouwen.
In mijn gesprekken met buitenlandse collega’s stel ik uiteraard ook het bijmengen van laagcalorisch gas in het hoogcalorische net aan de orde. Daarbij plaats ik wel de kanttekening dat enige overloop door netbeheerders die verschillende gassystemen in balans moeten houden nooit volledig te vermijden zal zijn. Het gaat daarbij overigens wel om een overloop die twee kanten op werkt: laagcalorisch gas in het hoogcalorische systeem en hoogcalorisch gas in het laagcalorische systeem.
Nee. Contracten kunnen weliswaar met wederzijds goedvinden worden aangepast, maar dit heeft geen effect op de fysieke vraag naar laagcalorisch gas in het buitenland. In het buitenland wordt het gas namelijk, net als in Nederland, gebruikt door huishoudens en bedrijven en ook daar bestaat hiervoor op de korte termijn geen alternatief. Buitenlandse afnemers nemen het gas af, omdat ze het fysiek nodig hebben. De contracten van GasTerra met energiebedrijven spelen daarbij geen rol. Deze contracten zijn alleen een vorm aan de hand waarvan aan de vraag wordt voldaan. Als er geen contracten zouden zijn, dan zouden partijen dit gas op de Nederlandse gashandelsplaats TTF inkopen, waarbij er ook geen mogelijkheid is om te discrimineren tussen binnen- en buitenland. Om de vraag naar buitenlands gas terug te brengen worden in Duitsland, België en Frankrijk tussen nu en 2030 alle aansluitingen naar het gebruik van hoogcalorisch gas omgebouwd. Zoals reeds toegezegd ben ik met mijn buitenlandse collega’s in gesprek om te kijken of en waar dit proces kan worden versneld.
In de gesprekken die ik momenteel met mijn buitenlandse collega’s voer verken ik ook welke mogelijkheden zij zien om op een andere manier in de vraag naar gas te voorzien dan via het gebruik van het gas uit Groningen. Ik neem dit mee in mijn inventarisatie van mogelijkheden om de vraag naar gas uit Groningen te verlagen die ik eind maart aan uw Kamer wil aanbieden.
De Inspecteur-generaal der Mijnen heeft, om tot een zorgvuldig afgewogen analyse te komen, een week later advies uitgebracht dan aanvankelijk voorzien. Gelet op het gewicht van dit advies voor de verdere besluitvorming over de gaswinning in Groningen heb ik hiervoor begrip. Het advies heb ik op 1 februari jl. aan uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 33 529, nr. 424).