Ingediend | 16 januari 2018 |
---|---|
Beantwoord | 6 februari 2018 (na 21 dagen) |
Indiener | Kirsten van den Hul (PvdA) |
Beantwoord door | Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
Onderwerpen | onderwijs en wetenschap organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z00392.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-1077.html |
Volgens gegevens van de gemeente Amsterdam blijkt dat bij de grote aanbieders ongeveer 3 procent van de kinderen niet meer komt vanwege de kosten.2 Er is geen eenduidig beeld welke inkomenscategorieën het betreft.3 Dit is een voorlopig cijferbeeld.
Sinds de invoering van de Wet ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (2010) zijn gemeenten verplicht een aanbod voorschoolse educatie te doen van 10 uur per week aan jonge kinderen met een risico op een onderwijsachterstand. Doel is om (onderwijs)achterstanden zoveel mogelijk op jonge leeftijd in te lopen of te voorkomen. Gemeenten ontvangen hiervoor budget van het Rijk.4
De harmonisatie van het peuterspeelzaalwerk is voor sommige gemeenten aanleiding geweest om het beleid op voorschoolse educatie aan te passen. De gemeente Amsterdam kiest er bijvoorbeeld voor om werkende ouders kinderopvangtoeslag aan te laten vragen voor voorschoolse educatie. Dit is geen verplichting vanuit het Rijk, de kinderopvangtoeslag is namelijk primair een arbeidsparticipatie instrument en niet een instrument voor het bestrijden van onderwijsachterstanden. De gemeente kan er ook voor kiezen het aanbod voor ouders van doelgroepkinderen zoals voorheen te bekostigen, waarbij er in de gemeente Amsterdam geen sprake was van een ouderbijdrage. Een consequentie van de gemeentelijke keuze om werkende ouders van doelgroepkinderen kinderopvangtoeslag aan te laten vragen is dat deze ouders een (inkomensafhankelijke) eigen bijdrage moeten betalen.
Gemeenten hebben beleidsvrijheid om een eigen bijdrage te vragen van ouders voor voorschoolse educatie. In bijna alle gemeenten betalen ouders al langer een eigen bijdrage voor voorschoolse educatie. Een van de weinige uitzonderingen hierop was de gemeente Amsterdam. Daar hoefden ouders in 2017 nog geen eigen bijdrage te betalen en nu wel. Het is mogelijk dat deze ouders een barrière ervaren om gebruik te blijven maken van voorschoolse educatie. Echter, in gemeenten waar al een eigen bijdrage gevraagd wordt, ligt het bereik van doelgroepkinderen gemiddeld gezien niet lager.5
Zie antwoord op vraag 1.
Ik heb geen signalen die erop duiden dat deze ontwikkeling zich ook elders in Nederland voordoet. Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 1 was er in vrijwel alle gemeenten al sprake van een ouderbijdrage voor voorschoolse educatie. De praktijk in deze gemeenten is dus op dit punt niet veranderd door gemeentelijke keuzes naar aanleiding van de harmonisatie van het peuterspeelzaalwerk sinds 1 januari 2018.
Zoals toegelicht in de antwoorden op vraag 1 en 3 betalen ouders in de meeste gemeenten al langer een ouderbijdrage. Uit onderzoek blijkt dat het bereik van doelgroeppeuters in gemeenten die het beleid rondom voorschoolse educatie in het kader van de harmonisatie van het peuterspeelzaalwerk hebben aangepast, nauwelijks is veranderd, ook wanneer dit in sommige gevallen leidde tot een hogere ouderbijdrage.6 Op basis daarvan kan worden verwacht dat de mogelijke terugval in Amsterdam tijdelijk is. Gemeentelijke bereikcijfers van voorschoolse educatie worden door de Inspectie van het Onderwijs jaarlijks in beeld gebracht en gerapporteerd in de Staat van het Onderwijs die elk voorjaar aan uw Kamer wordt aangeboden.
Ik vind het gewenst dat zoveel mogelijk peuters met een risico op een onderwijsachterstand naar een voorschoolse voorziening kunnen gaan zodat zij een betere start op de basisschool kunnen maken. Gemeenten hebben een belangrijke rol bij het bereik van de doelgroep. In de praktijk zorgt de GGD Jeugdgezondheidszorg (het consultatiebureau) voor een goede toeleiding naar voorschoolse educatie. Sommige gemeenten hebben een speciale toeleidingscoach die zeer gericht de doelgroep weet te bereiken. Op lokaal niveau bestaat het beste beeld van de problematiek en van de meest effectieve aanpak.
Zoals in de bovenstaande antwoorden toegelicht lijkt de uitval vanwege de kosten beperkt te zijn en zijn er in andere gemeenten die het beleid al eerder aangepast hebben geen grote wijzigingen van bereik te zien. Komende tijd zal dit in de gaten gehouden worden via het jaarlijkse bereikonderzoek van voorschoolse educatie door de Inspectie van het Onderwijs. Daarnaast laat de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de eerste helft van 2018 een onderzoek doen naar het verloop van de harmonisatie peuterspeelzaalwerk.