Ingediend | 28 december 2017 |
---|---|
Beantwoord | 1 februari 2018 (na 35 dagen) |
Indieners | Martijn van Helvert (CDA), Joël Voordewind (CU) |
Beantwoord door | Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
Onderwerpen | bestuur organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z18967.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-1012.html |
Een ontwerptekst toetst het kabinet inhoudelijk aan staand kabinetsbeleid en internationaal recht. Ontwerpresoluties die aan de orde komen in VN-fora beziet het kabinet in het licht van informatie over de ontstaansgeschiedenis, bedoelingen van de auteurs en mogelijke gevolgen van de tekst, alsmede het krachtenveld. In veel gevallen maakt een ontwerpresolutie deel uit van een cyclus, waarbij de vraag centraal staat of een bijstelling van de bij een vorige gelegenheid ingenomen Nederlandse positie aangewezen is. Ook relevante overeengekomen beleidslijnen van de EU spelen daarbij een leidende rol. Indien de tekst niet aansluit bij deze uitgangspunten streeft Nederland, meestal in samenspraak met andere delegaties, naar aanpassing van de tekst. Om de Nederlandse invloed te maximaliseren in het onderhandelingsproces coördineert Nederland de inzet met EU-lidstaten en in voorkomende gevallen ook met andere gelijkgezinde landen. Uiteindelijk volgt een steminstructie. De Minister van Buitenlandse Zaken is daarvoor verantwoordelijk.
Het Nederlandse stemgedrag in internationale organisaties is een direct uitvloeisel van het Nederlandse buitenlands beleid. Over de verschillende facetten van het buitenlands beleid wisselt de Minister van Buitenlandse Zaken van gedachten met het parlement, op elk moment dat het parlement dat wenst. Bij de diverse instrumenten die het parlement ter beschikking staan om democratische controle uit te oefenen op dit beleid (waaronder het maandelijkse Algemeen Overleg Raad Buitenlandse Zaken, Kamervragen, moties e.d.) komt het stemgedrag van Nederland in de Verenigde Naties grondig en frequent aan de orde.
Zie antwoord vraag 2.
Er is geen principe-afspraak binnen de EU dat alle lidstaten hetzelfde stemmen. Op basis van artikel 34, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie («Verdrag van Lissabon», dat door het Nederlands parlement is goedgekeurd) hebben de lidstaten wel een verplichting om hun optreden in internationale organisaties en op internationale conferenties te coördineren en in deze fora de standpunten van de Unie te verdedigen. De EU zet zich in voor multilaterale samenwerking en probeert als zodanig actief de VN te ondersteunen bij het uitvoeren van eerder overeengekomen beleid. Zowel een effectief Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) alsook een sterke VN zijn in het belang van Nederland. Wanneer een specifieke resolutie in de Algemene Vergadering van de VN niet valt onder een eerder in het kader van het GBVB vastgestelde EU-beleidslijn (zoals die over het initiatief voor een verdrag dat kernwapens verbiedt) of de leden van de EU door hun eigenstandige afweging van nationale belangen geen overeenstemming kunnen bereiken over een specifieke toepassing van een beleidslijn, dan stemmen Nederland en de andere leden volgens hun nationale positie. Ook in dat stadium weegt het kabinet de positie van gelijkgezinden in het resulterende krachtenveld mee, dat tot op het laatste moment kan wijzigen.
Zie antwoord vraag 4.