Ingediend | 21 december 2017 |
---|---|
Beantwoord | 21 februari 2018 (na 62 dagen) |
Indiener | Chris van Dam (CDA) |
Beantwoord door | Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z18641.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-1232.html |
Ja.
In de eenheden Midden-Nederland en Rotterdam zijn in het najaar van 2017 pilots gestart in het kader van de aanpak tegen plofkraken die tot eind 2018 zullen lopen, waarbij gezamenlijke monitoring plaatsvindt.2 In Amsterdam wordt de methodiek van de reeds bestaande zogenoemde «Top-600-aanpak» op deze doelgroep toegepast. In deze eenheden is een selectie gemaakt van de in de regio wonende personen die in aanmerking komen voor deze aanpak, die is gericht op zwaar gewelddadige vermogenscriminaliteit. Aangezien het gaat om lopende operationele zaken, kan ik geen uitspraken over de aard en omvang van het aantal in behandeling zijnde cases. In 2017 waren er 87 meldingen van zogenoemde plofkraken in Nederland.
Elke melding wordt op landelijk niveau door de politie geregistreerd. De inhoudelijke regie op landelijk niveau op de aanpak van ram- en plofkraken is ondergebracht bij de Regiegroep eenheidsgrensoverstijgende opsporing gewelddadige vermogenscriminaliteit, waar elke melding van een plofkraak wordt beoordeeld. Het opsporingsonderzoek wordt vervolgens uitgevoerd door het landelijk tactisch team of binnen één van de eenheden van de politie.
Er vindt afstemming plaats tussen de regiegroep en de pilots en binnen de eenheden vindt coördinatie plaats door de veiligheidshuizen of binnen een daartoe opgerichte projectgroep. Daarnaast vindt onder coördinatie van mijn ministerie geregeld procesmatige afstemming plaats tussen de pilots.
Het landelijk tactisch team is gesteld op 45 personen van de politie. De opsporing van gewelddadige vermogenscriminaliteit is een landelijk prioritair thema binnen de politie. De regionale eenheden en de Landelijke Eenheid dragen daarom bij aan de bemensing van het landelijk tactische team. De bijdrage van de eenheden aan het tactische team is mede afhankelijk van operationele druk, waarbij de bijdrage van de eenheden onderling kan wisselen.
Zie antwoord vraag 2.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Dam (CDA) van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Politie heeft Utrechtse verdachten plofkraak Friesland in het vizier alsmede over antwoorden op eerdere vragen (ingezonden 21 december 2017) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.