Ingediend | 8 december 2017 |
---|---|
Beantwoord | 20 december 2017 (na 12 dagen) |
Indieners | Chris van Dam (CDA), Antje Diertens (D66), Linda Voortman (GL) |
Beantwoord door | Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid organisatie en beleid politie, brandweer en hulpdiensten zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z17469.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-761.html |
Ja
Het stroomstootwapen is 15 keer gebruikt binnen een zorginstelling. In 11 gevallen betrof het een inzet in een GGZ-instelling, in drie gevallen in een ziekenhuis en éénmaal in een begeleid wonen-omgeving. Bij de 11 gevallen in een GGZ-instelling is bij één geval de stun mode toegepast. Dat betreft de inzet welke op 17 juli 2017 heeft plaatsgevonden in de GGZ kliniek in Capelle aan den IJssel waarover ik u in mijn brief van 25 september 2017 heb geïnformeerd. 2
Ja dat klopt. Personen die verkeren in een sterk verhoogde staat van psychische opwinding als gevolg van een psychische stoornis of als gevolg van het gebruik van verdovende middelen reageren vaak niet of nauwelijks op pijnprikkels. Deze personen zijn hierdoor vaak erg moeilijk onder controle te brengen door hulpverleners, zoals de politie. Het gebruik van het stroomstootwapen in de zogenaamde «stun mode» tegen dergelijke personen zal dan ook vaak maar beperkt effect hebben.
Het gebruik van het stroomstootwapen door middel van het afvuren daarentegen is in de meeste gevallen wel erg effectief tegen dergelijke personen. Dit komt omdat de werking hiervan niet is gebaseerd op het toedienen van een pijnprikkel maar op het verstoren van de communicatie tussen de hersen en de spieren. Een dergelijk gebruik is echter alleen mogelijk als er nog voldoende afstand is tussen de gebruiker van het stroomstootwapen en de desbetreffende persoon. Indien deze afstand ontbreekt, bijvoorbeeld doordat er al fysiek contact is, kan het echter noodzakelijk zijn om gebruik te maken van de stun mode als alternatief voor andere pijnprikkels die meer letsel veroorzaken bij de persoon in kwestie.
De tussenrapportage bevat onvoldoende informatie om te bepalen waarom de stun mode relatief vaak wordt ingezet. De onderzoeker heeft hierover in de stuurgroep aangegeven dat op basis van de tot nu toe verzamelde gegevens niet helder is waarom politieambtenaren kiezen voor de «stun mode». Dit dient nader onderzocht te worden. Naar aanleiding hiervan is dan ook besloten om in de tweede helft van de pilot, via opleiding en communicatie, extra aandacht te besteden aan de beweegredenen voor het gebruik van de zogenaamde stun mode, het effect in de praktijk en de alternatieven van dat middel zelf of van andere geweldsmiddelen. Dit wordt nadrukkelijk betrokken bij de eindevaluatie.
Zie antwoord vraag 3.
Uit de tussenrapportage blijkt dat er behoefte is aan meer situationeel gerichte trainingen. Deze constateringen zijn voor de politie aanleiding om een extra training te gaan organiseren voor alle politieambtenaren die deelnemen aan de pilot waarbij extra aandacht zal worden besteed aan het gebruik van de stun mode en de beperkingen hiervan.
Ik kan binnen het tijdbestek gegund voor de beantwoording van deze vraag niet beschikken over de gevraagde informatie ten aanzien van het gebruik van het stroomstootwapen binnen zorginstellingen in andere Europese landen.
Op basis van algemene uitgangspunten van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (goed hulpverlenerschap) en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (cliëntgerichte zorg) zorgen zorgverleners ervoor dat een patiënt die geweld heeft ondervonden, wat mogelijk lichamelijke klachten en geestelijke klachten tot gevolg heeft gehad, wordt onderzocht. Voor zover nodig wordt de daarbij passende nazorg verleend. Dit is voor een situatie waarbij een stroomstootwapen is ingezet niet anders dan wanneer er andere, zwaardere middelen zouden zijn ingezet (bv de wapenstok, de diensthond, of het dienstwapen).
In een situatie waarbij het gebruik van een geweldsmiddel door de politie gelet op de gevaarzetting voor betrokkene of zijn directe omgeving noodzakelijk word bevonden, is de keuze van het in te zetten middel de zelfstandige verantwoordelijkheid van de betreffende politieagent.
Iedere toepassing van een geweldsmiddel door een politieagent is vatbaar voor (onafhankelijke) beoordeling op rechtmatigheid en proportionaliteit. Dit alles is niet anders voor agenten die in de pilotsituatie zijn uitgerust met het aanvullende geweldsmiddel van een stroomstootwapen.
Ja, de pilot eindigt op 1 februari 2018. De tijdelijke toestemming voor het gebruik van het stroomstootwapen in de basispolitiezorg loopt tot 1 februari 2019. Na het einde van de pilot zal de onderzoeker zijn eindrapport opmaken en aanbevelingen doen. Dit onafhankelijke rapport wordt in het voorjaar van 2018 verwacht. De vraag of een stroomstootwapen deel moet gaan uitmaken van de standaard bewapening van de politie zal worden beantwoord aan de hand van onder andere dit rapport. Effectiviteit en risico’s, (bestuurlijk en maatschappelijk) draagvlak van een eventuele invoering, evenals een inschatting van de directe en indirecte kosten van de invoering van »een dergelijk wapen zullen afgewogen moeten worden. Daarbij wordt ook de inzet op straat versus inzet in meer gesloten omgevingen betrokken. Zoals in mijn reeds genoemde brief is toegezegd zal ik uw Kamer eerst in de gelegenheid stellen hier over te spreken voordat een definitief besluit wordt genomen.
Ja.