Ingediend | 27 november 2017 |
---|---|
Beantwoord | 30 januari 2018 (na 64 dagen) |
Indiener | Foort van Oosten (VVD) |
Beantwoord door | Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
Onderwerpen | recht strafrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z16312.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-988.html |
Ja, het verloop van dit debat is mij bekend. De toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie heeft in dit debat toegezegd om deze vraag voor te leggen aan de Taskforce lijkschouw en gerechtelijke sectie. Gebleken is echter dat deze vraag de scope van de Taskforce te buiten gaat. Die richt zich namelijk op de vraag of misdrijven worden gemist doordat niet goed wordt gekeken naar een overledene als een mogelijk slachtoffer van een strafbaar feit.
Ik kan mij zeer goed voorstellen dat nabestaanden veel waarde hechten aan dit soort informatie om de oorzaak van het ongeval te kunnen begrijpen. Informatie over de toedracht van het ongeval kan een bijdrage leveren aan de verwerking van het zware verlies dat zij hebben geleden. Hierbij teken ik wel aan dat door toxicologisch onderzoek kan worden vastgesteld of de veroorzaker drank c.q. drugs heeft gebruikt, maar dat dit soort informatie (hoewel aannemelijk) nog niet hoeft te betekenen dat het gebruik per definitie de enige oorzaak is geweest van het ongeval.
Indien strafvorderlijk onderzoek wordt gedaan kunnen de nabestaanden op grond van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering de officier van justitie – indien zij dit wensen – vragen om van de uitkomsten op de hoogte te worden gebracht.
Wanneer de verdachte kort na het begaan van een ernstig misdrijf is overleden, zal ten aanzien van hem geen sprake meer kunnen zijn van een strafvorderlijke beslissing. Ook zal tegen hem uiteraard geen vervolging meer kunnen worden ingesteld (zie artikel 69 Wetboek van Strafrecht). De belangen van slachtoffers en nabestaanden, en van de maatschappij als geheel, kunnen er echter wel mee gediend zijn dat opsporingsambtenaren onder het gezag van het openbaar ministerie onderzoek doen naar de toedracht van het misdrijf en nagaan of de inmiddels overleden verdachte de dader is. Het belang van de maatschappij om ook in gevallen waarin de verdachte na een ernstig misdrijf is overleden, over de toedracht van dat misdrijf meer helderheid te verkrijgen, is ook een doel van de strafvordering. Daartoe kunnen ook strafvorderlijke bevoegdheden worden ingezet. Tegen deze achtergrond wordt in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering gekeken naar de mogelijkheden om uitdrukkelijk in het nieuwe wetboek neer te leggen dat onder bepaalde voorwaarden onderzoek kan worden gedaan met betrekking tot het lichaam van een overleden verdachte of een overleden slachtoffer. Dat onderzoek kan bijvoorbeeld uit een sectie, een scan van het lichaam, het afnemen van celmateriaal voor DNA-onderzoek of een gebitsonderzoek bestaan.
Naast de mogelijkheid om informatie over de toedracht te vragen hebben de nabestaanden van het slachtoffer ook recht op opvang en hulp, zoals alle slachtoffers van (mogelijke) misdrijven. Zij worden opgevangen door de politie en worden, indien zij dit wensen, doorverwezen naar Slachtofferhulp Nederland voor verdere ondersteuning. Ook kunnen zij in sommige gevallen een beroep doen op financiële compensatie uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven, dat per 1 juli 2016 is uitgebreid met dood door schuld.
Zie antwoord vraag 3.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Oosten (VVD) van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de controle op drank- cq. drugsgebruik bij de overleden veroorzaker van een gruwelijk ongeval (ingezonden 27 november 2017) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.