Kamervraag 2017Z14689

Het bericht ‘Militairen mishandeld bij ontgroeningsritueel’

Ingediend 3 november 2017
Beantwoord 11 november 2017 (na 8 dagen)
Indieners Lilianne Ploumen (PvdA), Attje Kuiken (PvdA)
Beantwoord door Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD)
Onderwerpen criminaliteit defensie internationaal openbare orde en veiligheid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z14689.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-668.html
  • Vraag 1
    Heeft u kennisgenomen van de berichten «Militairen mishandeld bij ontgroeningsritueel» en «Wat gebeurde er in deze kazerne»?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Heeft u eveneens kennisgenomen van de oproep van de militaire vakbond VBM die wil dat inwijdingsrituelen in de krijgsmacht worden afgeschaft?2

    Ja.

  • Vraag 3
    Welke concrete maatregelen zijn er allemaal genomen in reactie op de beschreven ontgroeningsrituelen op de kazerne Schaarsbergen?

    Direct na de melding van misstanden aan de compagniescommandant heeft deze contact opgenomen met de Officier van Justitie (OvJ) omdat er een vermoeden van een strafbaar feit was. Hierop heeft het Openbaar Ministerie (OM) toestemming gegeven voor een huishoudelijk onderzoek. Dat in een dergelijk geval toestemming moet worden gevraagd is bepaald in het protocol voor interne onderzoeken (Aanwijzing SG A/989) en is bedoeld om te voorkomen dat een huishoudelijk onderzoek een eventueel te starten strafrechtelijk onderzoek negatief zou beïnvloeden.
    Defensie kent een uitgebreid protocol voor interne onderzoeken (Aanwijzing SG A/989). Dit protocol is ook bij het betreffende onderzoek gevolgd. De commandant is hierbij geadviseerd door de jurist van de Luchtmobiele Brigade en door de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID). Beide organisaties waren ook vertegenwoordigd in de Commissie van Huishoudelijk Onderzoek (CvHO).
    Op 7 juni 2013 is de Commissie van Huishoudelijk Onderzoek (CvHO) ingesteld. Na voltooiing van het onderzoek heeft de compagniescommandant rechtspositionele maatregelen getroffen tegen de betrokken militairen.
    De commandant van de eenheid stelt een dergelijk intern onderzoek in om duidelijkheid te verkrijgen over de feitelijke toedracht of achtergrond van een bepaald voorval of situatie. Interne onderzoeken zijn niet bedoeld voor de opsporing van strafbare feiten. De onderzoeker(s) informeren de commandant onmiddellijk als het vermoeden bestaat van een strafbaar feit. In een dergelijk geval schorst de commandant het onderzoek en doet aangifte bij een opsporingsambtenaar, in het algemeen bij de Koninklijke Marechaussee (KMar). Een geschorst onderzoek kan worden hervat als de commandant daarvoor van het OM – al dan niet door tussenkomst van de KMar -toestemming heeft gekregen.
    Naar aanleiding van het onderzoek heeft de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) in de periode van oktober tot en met december 2014 op verzoek van de brigadecommandant een risicoanalyse integriteit uitgevoerd. Deze risicoanalyse heeft geleid tot maatregelen op het gebied van organisatie, toezicht op de legering, ontwikkelen van leiderschap, aanspreken op gedrag, integriteitsbewustzijn en aandacht voor een veilige werkomgeving.
    Na ontvangst van de brief van de moeder van een van de slachtoffers is direct door een case coördinator van het CLAS contact opgenomen met zowel de moeder van het slachtoffer als met de twee andere slachtoffers om hun zorgbehoefte te inventariseren.

  • Vraag 4
    Hoe beoordeelt u de wijze waarop de militaire leiding is omgegaan met de meldingen van militairen over de misstanden op de kazerne?

    Het instellen van een CvHO en de aangifte bij de KMar waren juist. Uit het artikel in de Volkskrant blijkt dat er mogelijk meer speelde dan de CvHO in 2013 heeft kunnen achterhalen. Het is begrijpelijk dat op basis van die nieuwe informatie de genomen rechtspositionele maatregelen van de commissie vragen oproept.
    De wijze waarop met meldingen en melders wordt omgegaan maakt deel uit van het onafhankelijk externe onderzoek. Ik verwijs u hiervoor naar de reactie op de brief van de VCD (Kamerstuk 34 775 X, nr. 30) die ook vandaag naar de Tweede Kamer wordt gestuurd.

  • Vraag 5
    Zijn er naast de meldingen over de ontgroeningsrituelen op de kazerne in Schaarsbergen ook andere meldingen, bij deze of andere kazernes, over ontgroeningsrituelen bekend? Zo ja, hoe vaak was er de afgelopen vijf jaar sprake van dergelijke meldingen en wat is daar mee gedaan?

    Zie het antwoord op vraag 5 van het lid Bruins Slot (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 667).

  • Vraag 6
    Bij welke instanties kunnen militairen, die slachtoffer zijn of waren van ontgroeningsrituelen, zich melden?

    Militairen die slachtoffer zijn van ongewenst gedrag kunnen zich altijd melden bij hun commandant, bij het meldpunt integriteit Defensie van de COID en de KMar.

  • Vraag 7
    Heeft u contact opgenomen met het Openbaar Ministerie over hoe om te gaan met toekomstige onderzoeken?

    Iedereen die kennis draagt van strafbare feiten, kan daarvan aangifte doen. Voor sommige feiten, zoals verkrachting, geldt een aangifteplicht overeenkomstig artikel 160 Wetboek van Strafvordering (WvSv). Op grond van artikel 78 Wetboek Militair Tuchtrecht (WMT) is de commandant in beginsel verplicht aangifte te doen van een hem ter kennis gekomen gedraging die naar zijn oordeel een strafbaar feit betreft. Voor beide aangifteplichten geldt dat deze ook van toepassing is op mogelijke strafbare feiten die zijn gepleegd tijdens een inwijdingsritueel. Indien sprake is van een verdenking van een strafbaar feit kan het OM ambtshalve of op grond van de aangifte besluiten een strafrechtelijk onderzoek te starten. Voor het maken van afspraken over toekomstige onderzoeken bestaat derhalve geen aanleiding. Daarnaast kent Defensie een uitgebreid protocol voor interne onderzoeken (Aanwijzing SG A/989).

  • Vraag 8
    Hoe onderhoudt Defensie contact met de betrokken militairen en op welke wijze worden zij ondersteund bij de verwerking van de gebeurtenissen?

    Het contact met de betrokken militairen verloopt via de zorgcoördinator van Defensie. Zij kunnen zich voor alle zorgaanspraken wenden tot de zorgcoördinator. Afhankelijk van de specifieke hulpvraag zal deze contact leggen met de militaire (geestelijke) gezondheidszorg, bedrijfsmaatschappelijk werk en/of geestelijke verzorging.

  • Vraag 9
    Deelt u de mening van de Vakbond voor Burger en Militair defensiepersoneel (VBM) dat ontgroeningsrituelen moeten worden verboden. Zo nee, waarom niet?

    Zie het antwoord op vraag 4 van het lid Bruins Slot Slot (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 667).

  • Vraag 10
    Deelt u de mening dat er een onafhankelijk meldpunt moet komen waar defensiepersoneel misstanden kan melden?

    Bij Defensie kunnen medewerkers zich te allen tijde melden bij hun commandant, bij het meldpunt integriteit Defensie van de COID en de KMar. De COID heeft een onafhankelijke positie binnen Defensie. Alle meldingen die het meldpunt ontvangt, worden in behandeling genomen. Meldingen kunnen ook anoniem worden gedaan. Het functioneren van het meldingssysteem zal deel uitmaken van het onafhankelijke externe onderzoek. Hierbij zal de mogelijkheid van een onafhankelijk meldpunt worden betrokken.

  • Vraag 11
    Hoe beoordeelt u de berichten dat door militairen, ook op de kazernes en tijdens oefeningen, veelvuldig drugs wordt gebruikt?

    Laat ik voorop stellen dat het drugsbeleid van Defensie duidelijk is: Het beroep van militair gaat niet samen met het gebruik of het in bezit hebben van drugs. De aanwijzing die voorschrijft hoe Defensie in voorkomend geval handelt, is al even duidelijk.
    De berichten over veelvuldig drugsgebruik op kazernes en tijdens oefeningen baren mij grote zorgen. Ik zal met de SG, CDS en de hoofden van de defensieonderdelen spreken over de strikte handhaving van het zero tolerance drugsbeleid en de maatregelen die daarbij passen.

  • Vraag 12
    Welke maatregelen worden genomen om drugsgebruik van militairen op kazernes en tijdens oefeningen tegen te gaan?

    Zie het antwoord op vraag 11.

  • Vraag 13
    Deelt u de mening dat in het geval van een sterke groepsdruk of gesloten groepscultuur, zoals bij de politie, defensie of studentenverenigingen, bij melding van seksueel misbruik of andere strafbare feiten er eerder sprake zou moeten zijn van een ambtshalve strafrechtelijk onderzoek dan wel vervolging? Zo ja, waarom en moet het beleid van het Openbaar Ministerie daar op worden aangepast? Zo nee, waarom niet?

    Het OM is altijd bevoegd om eigener beweging een strafrechtelijk onderzoek uit te voeren, met uitzondering van de zogenaamde wettelijke klachtdelicten. Dat geldt ook voor feiten die gepleegd worden in een gesloten groepscultuur. De beslissing om in een concrete situatie een onderzoek in te stellen is afhankelijk van de omstandigheden van het geval en van de vraag of er sprake is van een strafbaar feit. Bij zedenzaken wordt altijd met de aangevers gesproken over de gevolgen van het doen van aangifte en de mogelijke impact van het strafrechtelijke traject. Daarbij wordt aandacht besteed aan de mogelijkheden van hulpverlening, slachtofferrechten en juridische bijstand.
    Op grond van de resultaten van het onderzoek, waaronder de ernst van het feit, kan het OM besluiten een verdachte te vervolgen. De geslotenheid van de groepscultuur speelt in die afweging geen rol. Zo besloot het OM eerder dit jaar tot vervolging van een 24-jarige man die ervan verdacht werd een lid van een studentenvereniging te hebben mishandeld tijdens de ontgroeningsperiode. Ik zie geen aanleiding het beleid van het OM ter discussie te stellen.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2017Z14689
Volledige titel: Het bericht ‘Militairen mishandeld bij ontgroeningsritueel’
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20172018-668
Volledige titel: Antwoord op vragen van de leden Ploumen en Kuiken over het bericht ‘Militairen mishandeld bij ontgroeningsritueel’