Ingediend | 19 oktober 2017 |
---|---|
Beantwoord | 14 november 2017 (na 26 dagen) |
Indiener | Lilian Marijnissen |
Beantwoord door | Martin van Rijn (PvdA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z13920.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-408.html |
Ik vind dat de inzet van cameratoezicht of andere toepassingen van moderne techniek een goede aanvulling vormen op de zorg, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan. Het is namelijk niet voor elke cliënt in elke situatie geschikt. Zorgaanbieders moeten dan ook van te voren beoordelen of en hoe de techniek op een verantwoorde manier kan worden ingezet en een gedegen risicoanalyse maken. Voorts is het van belang dat hierover goed met de client en/of zijn familie wordt gesproken. Het zorgveld heeft diverse handreikingen en instrumenten ontwikkeld die zorgaanbieders ondersteunen in het veilig en verantwoord inzetten van technologie in de zorg.
Er is geen wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt of de inzet van toezichthoudende technologie zoals uitluisterapparatuur en camerasystemen veiliger of onveiliger is dan het inzetten van slapende of wakende wachten. Ook uit het toezicht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in oprichting (hierna: de inspectie) komt niet naar voren dat de inzet van uitluistersystemen op zichzelf onveiliger is. Het gaat erom dat zorgaanbieders van geval tot geval bekijken of en hoe de techniek verantwoord kan worden ingezet. Hierbij is het van belang dat vooraf een risico-inventarisatie wordt gemaakt en een combinatie van randvoorwaarden en maatregelen wordt ingezet die hierbij aansluit.
De Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) heeft besloten onderzoek te doen naar de zorg en begeleiding van bewoners van instellingen in de gehandicaptenzorg in de nacht. Op basis van de resultaten zal de VGN met de zorginstellingen bespreken of en welke verbeteringen nodig zijn en welke rol de VGN hierin kan spelen.
Voorop staat dat de zorg voor cliënten veilig moet zijn, met of zonder toepassing van moderne techniek. Er moet gewerkt worden met deugdelijke apparatuur, indien nodig in combinatie met aanvullende maatregelen die aansluiten bij de gebruikte techniek en de behoefte van de individuele cliënt. Bovendien moet de organisatie voorbereid zijn op een eventueel tijdelijk uitvallen van de technologische voorziening. Er moet dus worden voldaan aan de toepasselijke randvoorwaarden (zie ook antwoord op vraag2.
Het gaat bij inzet van technologie nooit om volledige vervanging van zorgprofessionals, maar om het overnemen van een deel van hun taken. Ook bij het gebruik van camera’s of uitluistersystemen zijn de zorgprofessionals nooit ver weg.
De inzet van camera’s en uitluisterapparatuur is op zich niet minder veilig dan de inzet van slapende of wakende wachten. Met een goed monitorsysteem kan de zorgprofessional er naar toe als er iets aan de hand is, ook als de cliënt niet zelf alarmeert. Helaas kan ook bij een systeem dat volledig is gebaseerd op zorgprofessionals een incident optreden. Zo kan een zorgprofessional die «ronden loopt» niet opmerken dat het mis is met een cliënt bij wie hij kort daarvoor langs is gelopen.
De zorg moet menswaardig zijn. Ik vind veiligheid het meest basale aspect van menswaardige zorg. Veel zorgorganisaties maken gebruik van de techniek om die veiligheid te bieden. Het inzetten van technologie kan ook bijdragen aan de menswaardigheid. Zo kunnen cliënten bijvoorbeeld ‘s nachts rustiger slapen, nu zij niet worden gewekt doordat een nachtdienst hun kamer binnen komt. Voorts kan de inzet van technologie er toe leiden dat zorgprofessionals meer tijd aan andere taken kunnen besteden, zoals het geven van aandacht aan cliënten.
Het zorgveld heeft diverse handreikingen en instrumenten ontwikkeld rond de verantwoorde en zorgvuldige inzet van technische hulpmiddelen in de zorg. Concrete en relevante voorbeelden zijn de handreiking over toezichthoudende domotica voor zorginstellingen van het VUmc (in samenwerking met o.a. ActiZ en VGN, 2012) en de norm NEN 8028 voor telemedicine.
Het is aan het zorgveld om aan te geven wat goede zorg is. In de gehandicaptenzorg is dit voorjaar een hernieuwd Kwaliteitskader vastgesteld. Daarin is geen leidraad voor de bezetting opgenomen. Dit heeft vooral praktische redenen. Zo verschilt de wijze waarop instellingen woongroepen samenstellen. De ene instelling vormt groepen van cliënten met vergelijkbare zorgvragen, de andere instelling kiest juist voor groepen met cliënten met naar zwaarte variërende zorgvragen. Dit maakt het stellen van absolute sectornormen, overdag en gedurende de nacht, minder zinvol.
Zie antwoord vraag 7.
Ik ben van mening dat er geen aanleiding is aan te nemen dat de inzet van cameratoezicht, mits er sprake is van een verantwoorde toepassing, minder veilig is dan het houden van traditionele nachtelijke bezoekrondes. Ik zie dan ook geen aanleiding om maatregelen te treffen om de inzet van cameratoezicht te vervangen door zorgverleners.
De inzet van camera’s en uitluisterapparatuur kan inderdaad beschouwd worden als een vrijheidsbeperkende maatregel. De inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen is een specifiek aandachtspunt in het toezicht van de inspectie. De inspectie bekijkt of de vrijheidsbeperkende maatregel is opgenomen in het zorgplan en is besproken met de cliënt of zijn vertegenwoordiger. Ook bekijkt de inspectie of de maatregel proportioneel is in de gegeven situatie. De proportionaliteit wordt mede bezien in de brede inzet van maatregelen. Zo kan de inzet van een uitluister- of camerasysteem soms voorkomen dat een zwaardere maatregel wordt ingezet. Daar waar nodig vraagt de inspectie de zorginstellingen om verbetermaatregelen te nemen en monitort zij de opvolging hiervan. Ook kan de inspectie besluiten om bestuursrechtelijke maatregelen te nemen.
In voorkomende gevallen van meldingen houdt de inspectie toezicht op de verantwoorde inzet van toezichthoudende technologie zoals camerasystemen en uitluisterapparatuur. Aandachtspunten van de inspectie zijn hierbij dat de zorgaanbieder vooraf een visie moet hebben en beleid moet ontwikkelen over de toepassing hiervan in het zorgproces. Daarnaast moet een gedegen risicoanalyse worden uitgevoerd, een pakket van eisen worden opgesteld en moeten werkprocessen worden aangepast op het gebruik van deze technologie. Verder zijn een cliëntgerichte benadering en scholing van personeel essentieel. Ten slotte moet de organisatie zijn voorbereid op een eventueel tijdelijk uitvallen van de technologische voorziening.