Ingediend | 9 oktober 2017 |
---|---|
Beantwoord | 19 december 2017 (na 71 dagen) |
Indiener | Elbert Dijkgraaf (SGP) |
Beantwoord door | Henk Kamp (VVD) |
Onderwerpen | landbouw organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z13451.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-747.html |
Nee. Openbaarmaking van het matigingsbeleid kan ertoe leiden dat ondernemers daarop gaan anticiperen en er berekenend gedrag ontstaat. Dit acht ik ongewenst. Uit het genoemde arrest volgt overigens ook niet dat het boetebeleid openbaar gemaakt zou moeten worden.
Bij het matigingsbeleid wordt rekening gehouden met de individuele omstandigheden van een ondernemer. De mate waarin een boete verlaagd wordt is dus van geval tot geval verschillend. Een gemiddeld percentage waarmee boetes verlaagd zijn, geeft in dat licht geen relevante informatie.
Een meer specifieke beantwoording van de mate waarin de boetes verlaagd zijn, zou een individuele doorlichting van alle 104 zaken vergen. Hiervoor is thans geen capaciteit bij RVO.nl beschikbaar.
Bij overtreding van de Meststoffenwet en onderliggende regelgeving kan een bestuurlijke boete worden opgelegd. De hoogte van deze boete is vastgelegd in de Meststoffenwetgeving. Bij de vaststelling van een bestuurlijke boete wordt rekening gehouden met bijzondere omstandigheden, volgens het billijkheidsbeginsel, zodat de overtreder niet onevenredig wordt getroffen door de boete. Bijzondere omstandigheden zijn omstandigheden waarmee de wetgever geen rekening heeft gehouden bij het vaststellen van de hoogte van de boete.
De draagkracht van een overtreder geldt als zo’n bijzondere omstandigheid.
Het doel van het onderzoek door de Auditdienst Rijk was na te gaan of de ernst van de overtreding meegewogen wordt bij het bepalen van de boete door RVO.nl. Bekeken werd of de procedures daarin voorzien en de procedures gevolgd worden.
Centraal in het onderzoek stond de toepassing van het billijkheidsbeginsel bij het opleggen van mestboetes. Andere redenen dan het billijkheidsbeginsel werden niet onderzocht.
Zie antwoord vraag 3.
In de beantwoording van eerdere vragen van het lid Dijkgraaf over boetes op basis van de Meststoffenwet (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 207) is reeds aangegeven dat er in de periode 2014–2016 71 boetes in het kader van de verantwoordingsplicht opgelegd zijn. Dit betreft ca. 1 procent van het aantal opgelegde boetes in het kader van de Meststoffenwet met een gemiddeld boetebedrag van € 144.000,–. Matiging vindt plaats conform het matigingsbeleid, zie het antwoord op vragen 3 en 4. In hoeveel gevallen dit is toegepast wordt niet apart geregistreerd.
Op 9 oktober jl. heeft het lid Dijkgraaf (SGP) vragen gesteld over het rapport van de Auditdienst Rijk over toepassing van het billijkheidsbeginsel bij het opleggen van mestboetes (kenmerk 2017Z13451). Vanwege voor de beantwoorde benodigde afstemming met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) kunnen de vragen niet binnen de gebruikelijke termijn van drie weken worden beantwoord. Er wordt naar gestreefd de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.