Ingediend | 2 oktober 2017 |
---|---|
Beantwoord | 27 oktober 2017 (na 25 dagen) |
Indiener | Frank Wassenberg (PvdD) |
Beantwoord door | Henk Kamp (VVD) |
Onderwerpen | economie overige economische sectoren |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z13030.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-323.html |
Voor mijn antwoord op deze vragen verwijs ik naar de bovenstaande beantwoording van de vragen van de leden Kröger, Van Tongeren en Van der Lee (allen GroenLinks) en Beckerman (SP) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 324).
Zie antwoord vraag 1.
Ja, ik deel de mening dat het principe «de vervuiler betaalt» leidend moet zijn in het klimaatbeleid.
Zoals aangegeven, is er geen sprake van dat bedrijven specifieke overheidssteun ontvangen voor het gebruik of de productie van fossiele energie. Wel wordt er actief beleid gevoerd om de productie van hernieuwbare energie te stimuleren.
Nee, ik kijk hier anders tegenaan. Het kabinet zet zich actief in voor het bevorderen van hernieuwbare energie en energiebesparing. Uit de NEV 2017 blijkt dat het aandeel hernieuwbare energie tussen 2013 en 2023 in Nederland (zeer) sterk zal stijgen: van 4,8% in 2013 naar 17,3% in 2023. De succesvolle aanpak rond windenergie op zee heeft dankzij het nieuwe tendersysteem ertoe geleid dat de kostenreductie van 40%, die vanaf 2013 in tien jaar gerealiseerd zou moeten worden, al is bereikt. Ook wordt in alle sectoren van de economie actief beleid voor energiebesparing gevoerd, met als resultaat dat we jaarlijks 1,7% energiebesparing realiseren.
Zie antwoord vraag 5.
De uitstoot van broeikasgassen moet drastisch omlaag. De hiervoor benodigde energietransitie vraagt enorme inspanningen van bedrijven, overheden en burgers, en daarnaast ook forse investeringen. Die komen er alleen als er voldoende zekerheid wordt geboden door een heldere visie en een lange termijn perspectief, met draagvlak onder burgers en bedrijven. Via de Energiedialoog is hierover het gesprek gevoerd met bedrijven, organisaties en burgers en is gewerkt aan het verbreden van het «eigenaarschap» van de klimaat- en energietransitie. Deze dialoog is sindsdien doorgegaan. Hierbij is nadrukkelijk aandacht voor de kosten en de daarmee samenhangende bijdragen van burgers en bedrijven.
Het akkoord van Parijs vraagt om een drastische reductie van het gebruik van fossiele energie, tot dichtbij nul in het jaar 2050. Met de Energieagenda heeft het kabinet een helder en ambitieus perspectief geschetst richting 2030 en 2050. Het is aan het nieuwe kabinet om besluiten te nemen over de verdere vormgeving van de klimaat- en energietransitie.