Ingediend | 25 september 2017 |
---|---|
Beantwoord | 24 november 2017 (na 60 dagen) |
Indieners | Michiel van Nispen , Jasper van Dijk |
Beantwoord door | Stef Blok (VVD) |
Onderwerpen | economie markttoezicht organisatie en beleid recht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z12593.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-496.html |
Ik heb kennis genomen van het artikel «Routinematige intimidatie». In de beantwoording van de onderstaande vragen ga ik hier nader op in.
Ik kan niet ingaan op individuele zaken die aan de rechter worden voorgelegd. Het is de rechter die daarover oordeelt en die zo nodig de mogelijke maatregelen neemt tegen misbruiksituaties. Dat neemt niet weg dat ik de zorgen over bepaalde incasso-praktijken herken en deel. Het kabinet zet in op het terugdringen van het aantal mensen met problematische schulden en het effectiever helpen van mensen met schulden. Daar hoort bij dat kritisch wordt gekeken naar de rol van incassobureaus en dat misstanden bij incasso effectiever worden bestreden.
Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven heeft het kabinet aandacht voor de schuldenproblematiek en is die mede gericht op het tegengaan van misstanden in de incassobranche. Zowel vanuit de rechtspraak als uit de media bereiken mij signalen van misstanden. Het kabinet gaat aan de slag met de uitwerking van het in het regeerakkoord aangekondigde incassoregister. Met de branche en andere betrokken (maatschappelijke) organisaties zal begin 2018 bezien worden hoe dit op de beste wijze geregeld kan worden.
Het kabinet zet ook in op meer verantwoordelijkheid van schuldeisers in incassozaken door te vergen dat zij eerst de mogelijkheden van een betalingsregeling onderzoeken voordat een zaak voor de rechter wordt gebracht.
Daarnaast wordt naar aanleiding van het regeerakkoord door de Minister voor Rechtsbescherming bezien of het wettelijk minimumbedrag voor incassokosten omlaag kan.
Om betaling af te dwingen kan een gang naar de (kanton)rechter nodig zijn.
De rechter oordeelt in individuele gevallen over de vorderingen van incassobureaus. Het civiele recht verplicht een eiser om de gronden voor zijn vordering uiteen te zetten. De eiser moet aangeven op welke overeenkomst de betaalverplichting betrekking heeft, in hoeverre aan die verplichting is voldaan, welk bedrag nog openstaat en dat de schuldenaar in verzuim is. Indien buitengerechtelijke incassokosten worden gevorderd, moeten die worden onderbouwd. De stellingen van eiser moeten voldoende concreet zijn voor een schuldenaar om zich daartegen te verweren en voor de rechter om een vordering te kunnen toewijzen. Als de schuldenaar geen verweer voert, gaat de rechter uit van de juistheid van de stellingen, tenzij de vordering hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt (artikel 139 Rv). Bij twijfel over de rechtmatigheid of gegrondheid kan de rechter de eiser om nadere inlichtingen of stukken vragen.
De rechter moet, ook in verstekzaken, ambtshalve het recht van openbare orde en dwingend recht toepassen. Zo moet de rechter bij vorderingen op consumenten-schuldenaren ambtshalve toetsen op oneerlijke bedingen in algemene voorwaarden. Ook dient de rechter de voor de consument-schuldenaar dwingendrechtelijke regels over incassokosten (art. 6:96 lid 5–7 BW) toe te passen. De rechter beoordeelt derhalve of overeenkomstig deze regels is gehandeld, zoals met betrekking tot de hoogte van de incassokosten en het verzenden van een brief waaruit blijkt dat de schuldenaar nog een uiterste termijn heeft gekregen waarbinnen betaald kan worden, zonder dat incassokosten verschuldigd worden (vgl. HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704).
De Raad voor de rechtspraak doet momenteel onderzoek waarbij de problematiek van schulden wordt geanalyseerd en nader zal worden gekeken naar het rechterlijk traject in incassozaken. Ik verwijs naar het antwoord op vraag 8.
Zie antwoord vraag 3.
Zie antwoord vraag 3.
In de systemen van de rechtspraak wordt niet geregistreerd op de zaakscategorie incassozaken. De Raad voor de rechtspraak heeft mij laten weten dat voor het aantal incassozaken wel indicaties kunnen worden ontleend aan het aantal verstekuitspraken van de kantonrechter. Verreweg de meeste van dat soort verstekzaken zijn namelijk incassozaken. Van de kantonzaken op tegenspraak betreft slechts een klein deel incassozaken. In de periode 1 januari 2014 t/m 9 oktober 2017 zijn door de kantonrechter circa 1,2 miljoen zaken bij verstek afgedaan. In diezelfde periode zijn circa 227.000 kantonzaken op tegenspraak behandeld. Op jaarbasis gaat het grosso modo om 370.000 kantonzaken waarvan 310.000 bij verstek en 60.000 op tegenspraak. Met de nodige slagen om de arm zal het dus jaarlijks om enkele honderdduizenden incassozaken gaan.
Zie antwoord vraag 3.
De schuldenproblematiek heeft nadrukkelijk de aandacht van de rechtspraak en maakt onderdeel uit van het programma «maatschappelijk effectieve rechtspraak» (MER). Een werkgroep van experts op dit terrein uit de rechtspraak heeft de opdracht een visiedocument over schuldenproblematiek uit te brengen. Centrale vraag daarbij is hoe (in afstemming met professionele partners) gerechtelijke procedures en de rechtspraak (individuele rechters en de organisatie) kunnen bijdragen aan de aanpak van schuldenproblematiek.
De werkgroep zal in het visiedocument de problematiek rondom schulden analyseren en zal daarbij ingaan op gesignaleerde knelpunten die zich kunnen voordoen in het voortraject, het rechterlijke traject en het na traject. De nadruk zal daarbij liggen op het rechterlijke traject. Mogelijke knelpunten in wetgeving worden hierbij eveneens meegenomen. De werkgroep heeft tevens de opdracht gekregen om oplossingsrichtingen te formuleren. Het gaat daarbij om oplossingsrichtingen die door de rechtspraak geïnitieerd kunnen worden, zowel als het gaat om de individuele rechter ter zitting, als oplossingsrichtingen die de inzet van de rechtspraak als organisatie verlangen.
Naar verwachting is het visiedocument in het eerste kwartaal van 2018 gereed.
Indien een kredietvordering wordt overgedragen aan een derde partij, zal deze zich in beginsel kwalificeren als een aanbieder van krediet. Hij is dan zelf vergunningplichtig en dient te voldoen aan alle in de Wft genoemde eisen en verplichtingen.
Voor de doorverkoop van vorderingen heeft de AFM in de leidraad «Consumenten en Incassotrajecten» uitgewerkt wat de AFM verwacht van kredietaanbieders wanneer zij vorderingen doorverkopen. Gelet op de problemen die consumenten in voorkomende gevallen ondervinden vind ik het passend dat de AFM marktpartijen aanspoort om hun verantwoordelijkheid te nemen.
Voor een beschrijving van de verschillende toezichtskaders die van toepassing zijn op incassobureaus wordt verwezen naar de antwoorden op eerdere vragen van het lid Jasper van Dijk (SP).2
De AFM houdt op grond van de Wet op het financieel toezicht, toezicht op financiële dienstverleners, waaronder aanbieders van krediet en bemiddelaars in krediet. Ook een incassobureau kan zich kwalificeren als aanbieder of bemiddelaar in krediet en daarmee onder het Wft-toezicht van de AFM vallen. De AFM is in die gevallen ook verantwoordelijk voor het toezicht op grond van de Wet handhaving consumentenbescherming. De AFM heeft, na publicatie van de leidraad «Consumenten en Incassotrajecten, de tien grootste kredietaanbieders gevraagd om een analyse te maken van de verschillen tussen de leidraad «Consumenten en Incassotrajecten» en hoe in de praktijk incassotrajecten bij kredietaanbieders verlopen. Naar aanleiding van de uitkomsten van de analyses concludeert de AFM dat aanbieders die gebruik maken van incassobureaus, de leidraad onvoldoende in acht nemen. De tien grootste aanbieders hebben inmiddels toegezegd verbeteringen door te voeren in de afspraken die zij hebben gemaakt met incassobureaus en de controle die zij uitvoeren op incassobureaus. De AFM zal verder streng toezien op de naleving van de wettelijke vereisten.
Op dit moment zie ik geen aanleiding voor een onderzoek naar een verbod op doorverkoop van schulden. Ik verwijs naar het eerdergenoemd antwoord op vragen van de SP over (een onderzoek naar) een verbod op doorverkoop van schulden.4 Het probleem van kwalijke incassopraktijken schuilt niet in de doorverkoop van vorderingen als zodanig, maar in de wijze waarop vervolgens met de vorderingen wordt omgegaan. Hierover moet het gesprek met de incassosector plaatsvinden en om daarin misstanden te voorkomen worden maatregelen voorbereid, zoals een register voor incassobureaus. Ik verwijs naar het antwoord op de vragen 3, 4, 5 en 7.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Jasper van Dijk en Van Nispen (beien SP) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over incassobureaus die de rechtbank misbruiken om hun klanten te intimideren (ingezonden 25 september 2017) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.