Ingediend | 21 september 2017 |
---|---|
Beantwoord | 10 oktober 2017 (na 19 dagen) |
Indiener | Henk Krol (50PLUS) |
Beantwoord door | Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
Onderwerpen | financiën inkomensbeleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z12482.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-151.html |
Ja. Waarbij de opmerking past dat genoemde zinnen in omgekeerde volgorde in de Troonrede voorkwamen.
In de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) valt te lezen dat dankzij het koopkrachtpakket de groepen uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden er in 2018 in doorsnee op vooruit gaan. Dit is een aanzienlijke verbetering ten opzichte van de raming van het CPB ten tijde van het CEP2017, toen het CPB raamde dat deze groepen er juist op achteruit zouden gaan. De uitspraken in de Troonrede geven weer wat in algemene zin het effect is geweest van de inspanningen van het kabinet op de koopkracht.
Wanneer het CPB raamt dat gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden er in doorsnee (mediaan) op vooruit gaan, kan dit niet worden geïnterpreteerd als een koopkrachtgarantie voor individuele huishoudens. Daarvoor zijn deze groepen te divers. Het is inherent aan algemene indicatoren zoals de mediane koopkracht dat ze bedoeld zijn om iets zeggen over de algemene ontwikkeling, maar een deel van de onderliggende informatie verloren gaat. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld de economische groei. Wanneer het CPB raamt dat de economie volgend jaar met 2,5% groeit, kan een individuele sector toch te maken krijgen met krimp. Om meer inzicht in de koopkracht te bieden, geven zowel het CPB als het Ministerie van SZW gedetailleerde informatie. In deze informatie, waar het lid Krol naar verwijst, is te zien dat ondanks dat uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden er in doorsnee op vooruit gaan, er ook huishoudens zijn die er op achteruit gaan.
Gemeentelijke regelingen zoals bijzondere bijstand en kwijtschelding van lokale lasten worden meegenomen in de cijfers over de armoedeval. Bij de berekening van de andere koopkrachtcijfers wordt alleen gerekend met landelijke regelingen. Omdat er ook aanzienlijke verschillen zijn in het beleid van individuele gemeenten, is het niet mogelijk dit mee te nemen in de koopkrachtramingen.
Overigens moet het effect van gemeentelijke regelingen ook niet worden overschat. De inkomsten aan gemeentelijke belastingen bedroegen in 2016 € 5,7 mld (bron: CBS Statline) tegenover € 258,8 mld inkomsten voor het rijk aan belastingen en premies. Dit geeft aan dat het mogelijk is om algemene uitspraken te doen over de koopkrachtontwikkeling op basis van alleen de landelijke regelingen. In individuele gevallen blijft het zo dat gemeentelijke ontwikkelingen kunnen afwijken van landelijke ontwikkelingen en daardoor de koopkracht van individuele huishoudens kan afwijken per gemeente.
Het onderzoek van de gezamenlijke seniorenorganisaties laat zien dat door een daling in de eigen bijdrage WMO de koopkrachtontwikkeling van veel senioren in 2017 positiever is dan het kabinet op basis van landelijke regelingen heeft berekend. Dat is positief nieuws. Daarnaast is het zo dat gemeenten beleidsvrijheid hebben in het vaststellen van de gemeentelijke belastingen. Doordat gemeenten verschillende afwegingen maken, kunnen er verschillen ontstaan tussen gemeenten. Het onderzoek laat ook zien dat hoewel de absolute hoogte van belastingen verschilt, de verschillen in de ontwikkeling van jaar-op-jaar veel minder groot zijn. De ontwikkeling in heffingen ligt in de meeste onderzochte gemeenten in lijn met de inflatie, of daaronder. Dit geeft aan dat zelfs als de gemeentelijke heffingen meegenomen konden worden, het effect op de totale koopkrachtontwikkeling beperkt zou zijn. Dit neemt niet weg dat het goed is om te wijzen op de beperkingen van de koopkrachtplaatjes. In de Miljoenennota is dit jaar extra aandacht gegeven aan de beperkingen van de koopkrachtplaatjes (paragraaf 2.2)
De groepen uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden gaan er in 2018, dankzij het koopkrachtpakket, in doorsnee op vooruit. Er zijn individuele gevallen waarin dat niet het geval is. Volgend jaar wordt de uitkering van Wajongers met arbeidsvermogen verlaagd. Alle beleidsmaatregelen met een koopkrachteffect in 2018 worden beschreven in de begroting van SZW.
Het is altijd goed om de koopkrachtcijfers te nuanceren. De koopkracht van individuele huishoudens wijkt per definitie af van de algemene ramingen van het kabinet. Dit kan in positieve zin zijn (mensen die door de aantrekkende economie een baan vinden), maar ook negatief. Het is belangrijk voor het vertrouwen in beleidsmakers en politiek om open te zijn over de effecten van beleid. Het kabinet doet dit ook in de begroting van SZW en dit jaar ook door hier in de Miljoenennota aandacht voor te vragen (paragraaf 2.2). Ook het CPB geeft in de MEV veel aandacht aan de koopkrachtontwikkeling. Naar mijn mening ontstaat hierdoor een genuanceerd beeld. Daarnaast is het ook goed dat organisaties als het Nibud vanuit hun verantwoordelijkheid wijzen op de risico’s.
Nee, een zorgvuldige beantwoording van Kamervragen kost tijd.