Ingediend | 15 september 2017 |
---|---|
Beantwoord | 20 oktober 2017 (na 35 dagen) |
Indiener | Lilian Marijnissen |
Beantwoord door | Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z12165.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-240.html |
Ja, ik herinner mij de berichtgeving waarmee aandacht is gevraagd voor plaatsingsproblematiek van mensen met een complexe zorgvraag. De NZa heeft mij 11 september jl. een brief gestuurd over wachttijden, cliëntondersteuning in de Wlz en de rol van zorgkantoren. Deze brief heb ik, samen met mijn reactie daarop, de Kamer 18 september jl. toegezonden. De NZa heeft bekeken hoe onacceptabele wachttijden bestreden kunnen worden. Zorgkantoren hebben verbeterplannen opgesteld en ingediend bij de NZa. De NZa volgt de voortgang hiervan. Ik zal u hierover te zijner tijd informeren.
Verder verwijs ik u naar de brief over diverse onderwerpen gehandicaptenzorg en maatwerk in Wlz-zorg thuis3 die ik de Kamer 6 juli jl. heb toegezonden. Hierin wordt de stand van zaken met betrekking tot de problematiek rondom deze cliënten benoemd.
Ja, ik herinner mij deze Kamervragen. Ten aanzien van de bevindingen van medewerkers van het CIZ wordt gedoeld op de ervaringen zoals beschreven in het rapport van BMC van 6 februari jongstleden, getiteld «Toegang tot zorg vanuit de Wet langdurige zorg»7. BMC heeft daarin onderzoek gedaan naar de ervaringen van CIZ medewerkers zoals deze waren in het voorjaar 2016.
Uit dit rapport blijkt dat in het voorjaar 2016 het merendeel van de respondenten dat werkzaam is voor het CIZ, aangeeft dat de beleidsregels over de toegang tot de Wlz hen houvast bieden. Ze stellen hen in staat om tot een individuele beoordeling van de aanvragen te komen. Dat neemt niet weg dat een afweging in een individuele casus lastig kan zijn. In het onderzoek is ook gevraagd naar mogelijkheden tot verbetering van de toegang tot langdurige zorg vanuit het perspectief van de Wlz. Een aantal medewerkers heeft daarbij aangegeven dat een tijdelijke indicatie voor jeugdigen een optie zou kunnen zijn. Daarbij moet worden aangetekend dat, naar het perspectief van de Wlz, ook gekeken moet worden naar de mogelijkheden en verantwoordelijkheden vanuit de andere domeinen (Zvw en Wmo 2015 en Jeugdwet).
Zie antwoord vraag 2.
Voor personen met een verstandelijke beperking in combinatie met een psychiatrische aandoening gaat het om passende zorg op een passende plek. Het is in het belang van deze mensen dat zo goed mogelijk wordt vastgesteld hoe dat het beste kan worden ingevuld. Daarom zijn de grondslagen van de Wmo 2015, de Jeugdwet, de Zvw en de Wlz opgesteld: waar kan het beste de zorg worden geleverd.
In antwoorden op eerdere Kamervragen heb ik aangegeven, dat in de door het CIZ vastgestelde «beleidsregels indicatiestelling voor de Wlz» onder meer de criteria voor het vaststellen van de grondslag verstandelijke beperking zijn vastgelegd. Deze beleidsregels zijn gebaseerd op definities die deskundigen uit het veld hanteren. Het CIZ heeft verder in de beleidsregels vastgelegd dat wanneer een intelligentietest nog niet is afgenomen voor de 18e verjaardag, het op grond van de ontwikkelingsanamnese van de cliënt, toch aannemelijk kan zijn dat de beperkingen reeds voor het 18e levensjaar aanwezig waren. Daarbij is het dan ook van belang dat kan worden uitgesloten dat er andere oorzaken zijn voor een achteruitgang in cognitief functioneren na het 18e levensjaar. Het CIZ weegt elke aanvraag voor toegang tot de Wlz individueel, maakt daarbij gebruik van verschillende documenten en hanteert een landelijk geldend afwegingskader. Er wordt nooit een beoordeling gedaan met slechts de gegevens van één test. Van een onmogelijke bewijslast voor een aanvrager is geen sprake.
Ik bezie op dit moment de mogelijkheden om extra aandacht te geven aan de beleidsregels van het CIZ en de uitvoering daarvan op dit punt, omdat mij signalen bereiken dat dit onvoldoende bekend is bij zorgverleners.
Zie antwoord vraag 5.
In het antwoord op de vragen 5 en 6 heb ik uiteengezet dat de beleidsregels van het CIZ zijn gebaseerd op definities die deskundigen uit het veld hanteren. Ook heb ik aangegeven dat elke aanvraag voor toegang tot de Wlz individueel wordt gewogen, waarbij er ruimte is om de ontwikkelingsanamnese van de cliënt mee te wegen, juist als bijvoorbeeld een IQ-test ontbreekt, of anderszins relevante informatie.
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 4, moeten cliënten passende zorg en ondersteuning krijgen, ongeacht het wettelijk domein van waaruit de zorg moet worden georganiseerd.
Het is inderdaad van belang om de actuele zorgbehoefte van de cliënt mee te wegen. Indien een cliënt op latere leeftijd (bijvoorbeeld na zijn 18e levensjaar) beperkingen oploopt in het verstandelijk functioneren, is er veelal sprake van niet-aangeboren hersenletsel (NAH) of psychiatrische problematiek en/of middelengebruik. Voor mensen met NAH geldt dat in specifieke gevallen sprake kan zijn van een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid.
Wanneer sprake is van psychiatrische problematiek kan de zorg op een goede wijze vanuit de Wmo 2015 en/of de Zvw worden georganiseerd. Het gaat in iedere situatie om het vinden van de juiste en passende zorg en ondersteuning.
Het functioneren op verstandelijk beperkt niveau leidt niet in alle gevallen tot een grondslag verstandelijk gehandicapt. Er kan een andere grondslag voorliggend zijn. Het is aan het CIZ om te bepalen wat de voorliggende grondslag is en wat op basis daarvan het best passend zorgprofiel is. Daarbij wordt de actuele zorgbehoefte meegewogen. Na het stellen van de indicatie kan in overleg met zorgkantoor een passend aanbod worden gezocht. Dit aanbod kan ook gevonden worden in een VG-setting. Het in bezit zijn van een Wlz-indicatie met een VG-profiel is daarvoor geen voorwaarde.
Het CIZ geeft desgevraagd aan dat deze specifieke informatie niet uit de rapportages van het CIZ kan worden gehaald. Van alle aanvragen voor toegang tot de Wlz die het CIZ in 2016 heeft beoordeeld, is 89,5% toegekend11. Wanneer er geen sprake is van toegang tot de Wlz zal vanuit de Wmo 2015 en/of Zvw passende zorg en ondersteuning voor jongvolwassenen georganiseerd worden.
Ja, dat staat in de memorie van toelichting bij de Wlz. In de passage gaat het om bijkomende psychische problemen naast een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of naast een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap. Een cliënt krijgt toegang tot de Wlz als er sprake is van één van deze genoemde beperkingen of handicaps en is vastgesteld dat er sprake is van een blijvende behoefte aan permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Indien iemand hieraan voldoet, krijgt hij zorg vanuit de Wlz. Deze zorg bevat dan ook de zorg voor bijkomende psychische problemen. Indien iemand geen blijvende behoefte aan permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid heeft of de psychiatrische problematiek is dominant, wordt de zorg georganiseerd vanuit de Wmo 2015 en/of de Zvw.
Ook vanuit de Wmo 2015 en Zvw is het mogelijk om (tijdelijk) verblijf te bekostigen. Voor meerderjarigen met een licht verstandelijke beperking, die tijdelijk behoefte hebben aan begeleiding en behandeling in een beschermende woonomgeving is in september 2016 € 60 miljoen extra beschikbaar gesteld aan gemeenten.
Verblijf in een instelling is niet voorbehouden aan de Wlz. Uiteindelijk gaat het erom dat mensen zorg en ondersteuning krijgen die het beste past bij hun zorgvraag. Indien er geen sprake is van een blijvende behoefte aan permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg of de psychische problematiek is dominant, biedt de Wmo 2015, in combinatie met de Zvw, een passend ondersteuningsaanbod.
Als een cliënt een blijvende behoefte heeft aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid zal Wlz-zorg aangewezen zijn. Derhalve is niet bepalend of een cliënt een zorgvraag heeft die levenslang en levensbreed is; voor cliënten met een dergelijke zorgvraag kunnen ook andere domeinen dan de Wlz het juiste domein zijn om de zorg te organiseren en bekostigen.
In mijn brief aan de Kamer van 27 juni 201713, heb ik aangegeven dat openstelling van de Wlz voor mensen met een psychische stoornis meerdere uitvoeringsvragen met zich meebrengt. Waar het op wetsniveau onder andere gaat om het toevoegen van de grondslag psychische stoornis aan de Wlz, gaat het ook om het inrichten van de indicatiestelling, het ontwikkelen van passende zorgprofielen en het maken van prestatiebeschrijvingen en tarieven.
Alles overziend zal het zorgvuldig voorbereiden van een eventuele wetswijziging tijd in beslag nemen. Gelet hierop en de komst van het nieuwe kabinet, is het besluit om de Wlz al dan niet open te stellen voor mensen met een psychische stoornis, aan het nieuwe kabinet.
Ik verwijs voor het antwoord op deze vragen naar het antwoord op vraag 121 uit de antwoorden op de Kamervragen over de Ontwerpbegroting 201714.
Ook voor de Wlz geldt een onderzoeksplicht; als een cliënt zich meldt, dan dient het CIZ een onderzoek in te stellen en een besluit te nemen op de aanvraag gericht op zorg en ondersteuning. Dit vloeit voort uit artikel 3.2.2 Besluit langdurige zorg, alsmede de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Daar vloeit voor het CIZ ook de verplichting uit voort om een besluit deugdelijk te onderbouwen. Tegen een Wlz-besluit staat uiteraard bezwaar en beroep open in het kader van rechtsbescherming.
De vragen van het Kamerlid Marijnissen (SP) over de toegang tot de Wet langdurige zorg (Wlz) (2017Z12165) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat afstemming met onder meer het CIZ nodig is. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.