Ingediend | 6 september 2017 |
---|---|
Beantwoord | 6 oktober 2017 (na 30 dagen) |
Indiener | Maarten Groothuizen (D66) |
Beantwoord door | Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | organisatie en beleid recht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z11542.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-117.html |
Ja.
De Raad voor de rechtspraak heeft aangegeven dat hierover geen cijfers bekend zijn. Rechters weten dat de wettelijke leeftijdsgrens van zeventig jaar geldt en hebben daar over het algemeen geen probleem mee. Soms laat een rechter weten nog wel langer door te willen gaan.
Er is geen strijd met het verbod op leeftijdsdiscriminatie. In het algemeen geldt dat een leeftijdsonderscheid mag worden gemaakt als dit een legitiem doel dient en proportioneel is (vgl. artikel 7, eerste lid onder c, Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid). De leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast worden op grond van artikel 117, tweede lid van de Grondwet voor het leven benoemd en wegens het bereiken van een bij de wet te bepalen leeftijd ontslagen. De leeftijdsgrens voor leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast is in artikel 46h, derde lid van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra) bepaald op zeventig jaar. Die leeftijdsgrens geldt voor alle rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast en geldt dus ook voor raadsheren- en rechters-plaatsvervangers. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het onder meer met het oog op doorstroming in de rechterlijke organisatie en het voorkomen van individuele beslissingen over het functioneren van een rechter van belang was een leeftijdsgrens te hanteren2 (vgl. artikel 7, eerste lid, onder a, van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid). Gelet op het beginsel van de benoeming voor het leven (onafzetbaarheid) was het belangrijk een voor alle rechterlijke ambtenaren gelijke leeftijdsgrens te stellen. Alleen zo kon de onafhankelijkheid worden gewaarborgd. Deze argumenten acht ik nog steeds valide. De leeftijdsgrens dient naar mijn oordeel een legitiem doel. De Staat handelt met het hanteren van de leeftijdsgrens van zeventig jaar, gelet op de ook elders in regelgeving gehanteerde leeftijdsgrens van zeventig jaar, het gemiddeld afnemende functioneren van werknemers naar mate de leeftijd vordert en het feit dat deze leeftijdsgrens (nog altijd) is gelegen boven de pensioengerechtigde leeftijd en de jurisprudentie op dit punt3, niet onrechtmatig.
De verplichte pensioensleeftijd voor rechters is sinds 1932 ongewijzigd gebleven. Iedere gekozen leeftijdsgrens is altijd in zekere mate arbitrair. Al in 1932 bij de invoering van de leeftijdsgrens zijn verschillende leeftijden, hoger en lager, overwogen. Voor de gekozen leeftijd van zeventig jaar werd van belang geacht dat de algehele pensioenleeftijd lager lag (en nog altijd lager ligt). Een direct verband met de toenmalige levensverwachting is niet gelegd. Het klopt dat de gemiddelde levensverwachting sindsdien is gestegen. Dat neemt niet weg dat een zeer groot deel van de rechters reeds op de pensioengerechtigde leeftijd met pensioen gaat of is gegaan. Dit correspondeert met wat onder diverse andere beroepsgroepen in Nederland gebruikelijk is.
Er is op dit moment voldoende aanbod van geschikte kandidaten met ruime juridische ervaring voor rechterlijke functies. Doordat gerechten meer vacatures open stellen voor ervaren rechters en de toelatingsstaffels bij diverse selectierondes zijn verruimd, heeft dit geleid tot instroom van aanmerkelijk meer ervaren rechters.
De Grondwet schrijft leeftijdsontslag voor rechters op goede gronden voor. Hoewel ik van mening ben dat de leeftijdsgrens van zeventig jaar niet strijdig is met het verbod op leeftijdsdiscriminatie, ben ik gezien de bredere discussie die over dit onderwerp is ontstaan wel bereid om de wenselijkheid van de bestaande leeftijdsgrens nader te onderzoeken. Dit vergt een bredere afweging waarbij in elk geval de Hoge Raad, Raad voor de rechtspraak, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak betrokken worden en waarbij tevens wettelijke leeftijdsgrenzen voor andere beroepen in ogenschouw moeten worden genomen. Daarbij moet het waarborgen van de rechterlijke onafhankelijkheid, die gediend is met het stellen van een leeftijdsgrens, voorop staan. Ik zal uw Kamer hierover nader informeren.
Zie antwoord vraag 6.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Groothuizen (D66) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over de verplichte pensioenleeftijd voor rechters (ingezonden 6 september 2017) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.