Kamervraag 2017Z10969

De toename van het aantal dakloze jongeren

Ingediend 22 augustus 2017
Beantwoord 14 september 2017 (na 23 dagen)
Indieners Nine Kooiman , Jasper van Dijk
Beantwoord door Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD)
Onderwerpen bestuur jongeren organisatie en beleid sociale zekerheid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z10969.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-2708.html
  • Vraag 1
    Hoe verklaart u dat het aantal dakloze jongeren schrikbarend is gestegen van 8.000 in 2015 naar 12.000 in 2016?1 Kunt u een overzicht geven van de ontwikkeling in de afgelopen jaren?

    Er is inderdaad sprake is van een zorgelijke stijging. Om die reden lopen er twee trajecten om meer zicht te krijgen op dakloze jongeren. Allereerst heeft de Staatssecretaris van VWS aan de Federatie Opvang gevraagd eind 2017 een rapportage «Cijfers maatschappelijke opvang 2016» op te leveren. De rapportage zal een beeld geven van het aantal jongeren (18–22 jaar en 23–30 jaar) dat in 2016 gebruik heeft gemaakt van de maatschappelijke opvang. De Federatie Opvang bekijkt of zij bij een stijging of daling van het gebruik van een bepaalde doelgroep een verklaring kan geven.
    Ten tweede wordt er in opdracht van de Staatssecretaris van VWS, de Minister van OCW en mijzelf onderzoek uitgevoerd naar zwerfjongeren en schulden. Aan het onderzoeksbureau wordt onder andere gevraagd in kaart te brengen hoeveel zwerfjongeren er op dit moment in Nederland zijn.
    Het CBS publiceert jaarlijks schattingen van het aantal daklozen. De onderstaande tabel geeft een beeld van het aantal dakloze jongeren in de afgelopen vijf jaar.
    Periode
    Daklozen absoluut
    Daklozen percentage
    Leeftijd: 18 tot 30 jaar
    2012
    6.400
    23%
    2013
    7.200
    29%
    2014
    6.800
    25%
    2015
    8.300
    27%
    2016
    12.400
    41%
    Bron: Statline CBS

  • Vraag 2
    Wat gaat u doen om te zorgen dat het aantal dakloze jongeren snel minder wordt? Wat zijn uw doelstellingen voor 2017 en 2018?

    Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de aanpak van deze doelgroep en het maken van goed beleid om te voorkomen dat mensen dakloos raken. Zoals de Staatssecretaris van VWS in de brief van 3 juli jl.2 heeft aangegeven, werken gemeenten op dit moment aan een inhoudelijke doorontwikkeling van het beschermd wonen en de maatschappelijke opvang. Zij werken in hun regio samen aan een plan over hoe zij de ondersteuning aan de cliënten van beschermd wonen en de opvang vorm gaan geven. Een integrale aanpak op alle probleemgebieden van de cliënt is daarbij het uitgangspunt. Gemeenten geven hierin aan hoe zij invulling geven aan een aantal inhoudelijke uitgangspunten zoals benoemd in het advies van de commissie Toekomst beschermd wonen. Het gaat bijvoorbeeld om het garanderen van langdurige begeleiding met flexibele intensiteit, maar ook om preventie, het bestrijden van wachtlijsten en het bevorderen van de uitstroom naar passende woningeenheden.
    Daarnaast lopen er enkele specifieke trajecten die een bijdrage leveren aan een betere aanpak van deze doelgroep. Zo ondersteunt het Rijk de VNG en gemeenten met een landelijke werkagenda18-/18+ waarin de overgang van kwetsbare jongeren naar volwassenheid centraal staat. Zoals aangegeven bij vraag 1 start er binnenkort ook een onderzoek waarin de problemen rondom zwerfjongeren met schulden in kaart worden gebracht en verbetermaatregelen voor de korte en langere termijn op een rij worden gezet. Dit onderzoek zal eind 2017 worden afgerond.

  • Vraag 3
    Bent u van mening u dat de kostendelersnorm een factor is die heeft geleid tot een hoger aantal dakloze jongeren (zoals bijvoorbeeld bij Sander)?

    De verwachting is dat de rapportage «Cijfers maatschappelijke opvang 2016» van de Federatie Opvang een verklaring zal geven voor een eventuele stijging van het gebruik van de maatschappelijke opvang. Zodra duidelijk is wat de oorzaken zijn, kan bepaald worden of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn en zo ja, welke.

  • Vraag 4
    Bent u bereid de kostendelersnorm af te schaffen, nu blijkt dat hierdoor meer jongeren dakloos worden, met alle maatschappelijke kosten van dien?

    De bijstand is een tijdelijk vangnet voor mensen die niet in hun onderhoud kunnen voorzien. Het doel is te voorzien in de noodzakelijke kosten van bestaan. Als mensen samen in een huis wonen hebben ze schaalvoordelen. Ze hebben bijvoorbeeld lagere woonlasten. Daar houdt de kostendelersnorm rekening mee. Overigens biedt de Participatiewet gemeenten de mogelijkheid om de uitkeringshoogte aan te passen als de individuele situatie hier om vraagt en er geen voorliggende voorzieningen aanwezig zijn. Jongeren tot 21 jaar en studenten tellen niet mee voor de kostendelersnorm.

  • Vraag 5
    Vindt u dat de bezuinigingen in de psychiatrische zorg ertoe leiden dat meer jonge probleemgevallen op straat eindigen? Zo ja, wat gaat u hier aan doen?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 6
    Wat zijn de mogelijkheden voor daklozen om een briefadres te krijgen waarmee zij worden opgenomen in de Basisregistratie Personen? Hoe verschilt het beleid hierover per gemeente? Waarom zijn er gemeenten die een briefadres slechts tijdelijk toewijzen en hoeveel zijn dit er?

    De essentie van de Wet basisregistratie personen (BRP) en het bijhouden daarvan is dat de overheid haar burgers kent en weet te bereiken. Dit betekent dat een inwoner altijd ingeschreven moet zijn in de BRP op een woonadres of op een briefadres3. Uitgangspunt is dat iedereen ingeschreven is op het adres waar hij/zij woont. Als er geen woonadres is, maar betrokkene wel in Nederland verblijft, moet deze ingeschreven worden op een briefadres. Dit betreft mensen die dakloos zijn. Een briefadres kan ook aan de orde zijn vanwege de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bijvoorbeeld in geval iemand verblijft in een psychiatrische instelling of bij verblijf in een huis voor vrouwen/mannenopvang. De college’s van B&W die verantwoordelijk zijn voor de bijhouding van de BRP moeten desnoods ambtshalve overgaan tot inschrijven op een briefadres als de persoon daarvoor in aanmerking komt en zelf geen aangifte doet. Zo nodig gebruikt de gemeente haar eigen adres (of van een andere gemeentelijke instantie) als briefadres. Ons is niet bekend dat er verschillen zijn in de uitvoering van de Participatiewet en de BRP door gemeenten.
    Aan een briefadres kan in de BRP geen tijdslimiet worden gesteld, net zomin als aan een woonadres. Wel kan de betrokken persoon van tijd tot tijd worden gevraagd inlichtingen te geven waaruit blijkt of hij of zij nog terecht met een briefadres in de BRP is geregistreerd. Dit valt onder de reguliere bijhoudingstaak van de gemeenten. Om dit te kunnen, moeten gemeenten een administratie bijhouden en aan de hand hiervan controles uitvoeren. Iets meer dan 50.000 inwoners van Nederland staan in de BRP geregistreerd met een briefadres.

  • Vraag 7
    Wat is er gebeurd met de afspraak in het kader van het aanjaagteam verwarde personen tussen Rijk en gemeenten dat gemeenten mensen zonder een adres actief traceren en een briefadres verstrekken? Hoeveel meer dakloze personen hebben hierdoor een briefadres gekregen? Kunt u de cijfers geven van dit jaar en voorgaande jaren ter vergelijking?

    In november 2016 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de circulaire «Correcte registratie op een briefadres in de BRP» vervangen. In de vernieuwde circulaire is expliciet aandacht gevraagd voor de problematiek van dak- en thuislozen en het belang van het hebben van een briefadres. In maart 2017 is ter ondersteuning van het Programmaplan Aanpak problematiek personen met verward gedrag de Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden in werking getreden. Op dit moment zijn nog geen cijfers beschikbaar waaruit kan worden afgeleid in welke mate meldingen hebben geleid tot actief traceren van onverzekerden of het verstrekken van een briefadres. De Staatssecretaris van VWS heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten gevraagd dit te monitoren. Daarnaast wordt de uitvoering van de genoemde subsidieregeling gemonitord (aantal meldingen, aantal declaraties, aantal toekenningen) zodat te zijner tijd op basis van het aantal meldingen en toegekende declaraties cijfermatige gegevens beschikbaar zullen komen.

  • Vraag 8
    Bent u bereid in samenspraak met de gemeenten er voor te zorgen dat het aanzienlijk eenvoudiger wordt voor daklozen om een briefadres te krijgen, aangezien uit het Volkskrant artikel blijkt dat het niet hebben van een briefadres nog steeds een groot probleem is voor dakloze jongeren?

    In de afgelopen periode is er veel gedaan om het beleid met betrekking tot het briefadres extra onder de aandacht te brengen bij gemeenten. Behalve de nieuwe circulaire briefadres (met ingangsdatum 1 november 2016) is recent een stappenplan beschikbaar gesteld aan gemeenten met handvatten om de beoordeling4 van de situatie van de persoon en de eventuele hulpvraag beter te kunnen beoordelen. Het geeft onder andere een toelichting op de situaties die niet standaard zijn en dus om maatwerk (binnen de regels van de wet) vragen. Dit stappenplan is het resultaat van de werkbijeenkomsten die in de maanden maart en april 2017 in het land en op het NVVB-congres (Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken) zijn gehouden om de nieuwe circulaire toe te lichten. Aan de hand hiervan kunnen gemeenten een eigen stappenplan c.q. werkproces opstellen.

  • Vraag 9
    Wat zijn de mogelijkheden voor daklozen om een uitkering te krijgen en hoe verschilt het beleid hierover per gemeente?

    Artikel 40, lid 1 van de Participatiewet biedt de centrumgemeenten5 de mogelijkheid om aan daklozen zonder woonadres een bijstandsuitkering te verlenen. Voortvloeiend uit de Wet Basisregistratie Personen (BRP) moeten daklozen zonder woonadres bij deze gemeenten ingeschreven worden op een briefadres. Dit kan bijvoorbeeld het adres van de sociale dienst zijn. Indien met «postadres» op het briefadres – voortvloeiend uit de BRP – wordt gedoeld, zijn er dus al diverse mogelijkheden waarmee voor daklozen de teruggang naar de maatschappij wordt vergemakkelijkt.
    Bij een nieuwe inschrijving controleren gemeenten altijd eerst of de persoon al ingeschreven is, of is geweest. Is dat laatste het geval dan worden de gegevens opgehaald en geactualiseerd. Dit om dubbele inschrijvingen te voorkomen. De centrumgemeenten worden achteraf (na twee jaar) gecompenseerd voor de bijstandsuitgaven aan daklozen. Het is aan gemeenten om – binnen de kaders van de wet – uitvoering te geven aan deze bevoegdheid.

  • Vraag 10
    Ziet u mogelijkheden om in bepaalde gevallen een uitkering toe te kennen op een postadres, om zo voor daklozen de gang terug naar de maatschappij te vergemakkelijken?

    Zie antwoord vraag 9.

  • Vraag 11
    Wilt u met de gemeenten afspreken dat zij ook mensen van een briefadres voorzien die aanspraak maken op een niet gemeentelijke uitkering, zoals de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)?

    Iedereen die feitelijk en rechtmatig in Nederland verblijft moet altijd ingeschreven zijn in de BRP, hetzij met een woonadres, hetzij met een briefadres. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 6. Dit is de verantwoordelijkheid van gemeenten in het kader van de uitvoering van de Wet basisregistratie personen. De eventuele mogelijkheid aanspraak te kunnen maken op een voorziening of uitkering (al dan niet uitgevoerd door gemeenten) speelt bij de vraag of iemand al dan niet wordt ingeschreven in de BRP dan ook geen rol.

  • Vraag 12
    Wat heeft u gedaan om het recht op opname in Basisregistratie Personen, zoals door de Nationale ombudsman bepleit in «Onderzoek naar (problemen rond) inschrijvingen in de Basisregistratie personen (BRP)», vorm te geven?

    Zie antwoord vraag 8.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2017Z10969
Volledige titel: De toename van het aantal dakloze jongeren
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20162017-2708
Volledige titel: Antwoord op vragen van de leden Jasper van Dijk en Kooiman over ‘de toename van het aantal dakloze jongeren’