Kamervraag 2017Z10693

Het bericht dat er een sterke groei is van het aantal gezinnen dat bij de noodopvang belandde

Ingediend 7 augustus 2017
Beantwoord 6 september 2017 (na 30 dagen)
Indieners Nine Kooiman , Sandra Beckerman
Beantwoord door Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA)
Onderwerpen gezin en kinderen sociale zekerheid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z10693.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-2646.html
1. https://www.nrc.nl/nieuws/2017/07/27/steden-tellen-meer-gezinnen-zond…
2. Gezinnen in de maatschappelijke opvang – Opvang en ondersteuning van dakloze gezinnen, Trimbos-instituut, 2015
3. http://www.amsterdam.nl/publish/pages/845538/bijlage_-_actieplan_drei…
  • Vraag 1
    Hoe beoordeelt u het feit dat in de Randstad in 2016 een sterke groei te zien was van het aantal gezinnen dat bij de noodopvang belandde? In hoeverre dient dit probleem zich ook aan buiten de Randstad?1

    Zoals gemeld in mijn brief van 3 juli jl.2 wil ik ook beter zicht krijgen op de aantallen en bekijk ik met betrokken partijen of structurele monitoring m.b.t. de maatschappelijke opvang en beschermd wonen via de Gemeentelijke Monitor Sociaal Domein plaats kan vinden. Omdat op zijn vroegst in de zomer van 2018 een eerste uitvraag bij gemeenten en/of zorginstellingen zal worden gedaan, heb ik de Federatie Opvang gevraagd eind 2017 een rapportage «Cijfers maatschappelijke opvang» op te leveren. Op mijn verzoek bekijkt de Federatie Opvang of ook het aantal gezinnen in de opvang een plek in die rapportage kan krijgen. Daarnaast zal de Federatie Opvang op mijn verzoek kwalitatief onderzoek uitvoeren om een verklaring te kunnen geven voor eventuele wijzigingen (stijgingen of dalingen) in het gebruik van de maatschappelijke opvang.

  • Vraag 2
    Wat zijn volgens u de belangrijkste oorzaken van deze groei? Kunt u toelichten in hoeverre de decentralisatie van de zorg en bezuinigingen in de geestelijke gezondheidszorg mede oorzaak zijn van de problemen?

    Zie antwoord vraag 1.

  • Vraag 3
    In hoeverre deelt u de stellingname van de Federatie Opvang (de landelijke brancheorganisatie van instellingen voor maatschappelijke en vrouwenopvang) dat het onderzoek van het Trimbos-instituut uit 2015 naar dakloosheid onder gezinnen in opdracht van u «een fikse onderschatting» van het probleem is, omdat «veel gemeenten hun cijfers niet op orde hebben»? Kunt u uw antwoord toelichten?2

    In het Trimbos-rapport «Gezinnen in de maatschappelijke opvang» dat ik op 22 december 2015 naar uw Kamer heb gestuurd, worden kanttekeningen bij de cijfers geplaatst. De aantallen zijn een grove indicatie van de orde van grootte op basis van tellingen en schattingen van gemeenten en opvanginstellingen. Het is mogelijk dat er meer dakloze gezinnen zijn dan bij gemeenten bekend is. Ook opvanginstellingen hebben geen volledig zicht op deze aantallen. Kenmerk van deze groep is immers dat zij zich niet altijd melden bij (overheids)instanties, bijvoorbeeld omdat zij (tijdelijk) bij familie en/of vrienden kunnen overnachten.

  • Vraag 4
    In hoeverre klopt het dat gemeenten door ruimtegebrek in de opvang voor dakloze gezinnen op zoek gaan naar woonruimte in andere regio’s? Zo ja, hoe vaak komt dit voor? Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat kinderen en ouders uit hun sociale omgeving worden gehaald?

    Het komt voor dat gemeenten door ruimtegebrek in de opvang op zoek gaan naar woonruimte in andere regio’s. Het is mij niet bekend of en zo ja, hoe vaak dit gebeurt bij dakloze gezinnen. De reden hiervoor is dat dit gegeven niet centraal wordt geregistreerd. Van belang is dat gemeenten zorgen voor onderdak voor gezinnen, hetzij in de eigen gemeente, hetzij in een andere gemeente. Het is de verantwoordelijkheid van gemeenten om te zorgen voor een passend alternatief. Het gaat in alle gevallen om maatwerk. Het hangt van de persoonlijke omstandigheden af of het wenselijk is dat kinderen en ouders zoveel mogelijk in hun eigen sociale omgeving worden ondersteund en begeleid. Dat heeft uiteraard wel de voorkeur.

  • Vraag 5
    Wat is uw reactie op de bewering in het artikel dat de overheid mede schuldig is aan het probleem, omdat als je «eenmaal schulden hebt bij het Centraal Justitieel Incassobureau of de Belastingdienst, je nooit een woning krijgt»?

    Er is geen landelijke wet- en regelgeving die een belemmerende factor speelt bij het verkrijgen van een huurwoning indien iemand schulden heeft. Het beleid van het Kabinet is erop gericht om personen die meerdere schulden hebben in staat te stellen om aan hun verplichtingen (zoals een huurcontract) te kunnen voldoen. Het uitgangspunt is dat iemand – ook wanneer hij of zij meerdere schulden heeft – in ieder geval over een bedrag gelijk aan de beslagvrije voet4 moet kunnen blijven beschikken. In dat kader zijn in de afgelopen Kabinetsperiode reeds verschillende stappen gezet om de beslagvrije voet beter te borgen. Denk aan het beslagregister voor gerechtsdeurwaarders en de wet tot vereenvoudiging van de beslagvrije voet.

  • Vraag 6
    Bent u bereid de drempel voor schuldsanering te verlagen en dit schuldensysteem zodanig aan te passen, dat gezinnen weer kans maken op een woning? Kunt u uw antwoord toelichten?

    Zie antwoord vraag 5.

  • Vraag 7
    Deelt u de analyse dat er 1) meer complexe gezinnen binnenkomen met psychiatrische en verslavingsproblematiek, er 2) een wachtlijst is voor de maatschappelijke opvang en gezinnen niet anders kunnen dan wachten in de noodopvang en 3) sommige «zelfredzame gezinnen» geen toegang krijgen tot maatschappelijke opvang, maar dat het hen ook niet lukt om op eigen kracht een woning te regelen, bijvoorbeeld omdat deze te duur zijn? Zo ja, bent u bereid om concrete voorstellen te doen om deze oorzaken aan te pakken? Zo nee, op grond van welke informatie komt u tot deze conclusie?

    Deze informatie wordt niet op landelijk niveau geregistreerd en is primair een lokale aangelegenheid. Het is aan gemeenten zelf om dit in kaart te brengen en waar gewenst, verbeteringen door te voeren. Zoals ik in mijn brief van 3 juli jl. heb aangegeven werken gemeenten – naar aanleiding van het advies van de commissie Toekomst beschermd wonen – aan een plan over hoe zij de ondersteuning aan de cliënten van beschermd wonen en de opvang vorm gaan geven. Een integrale aanpak op alle probleemgebieden van de cliënt is daarbij het uitgangspunt. Gemeenten geven hierin aan hoe zij invulling geven aan een aantal inhoudelijke uitgangspunten zoals benoemd in het advies van de commissie Toekomst beschermd wonen. Het gaat bijvoorbeeld om het garanderen van langdurige begeleiding met flexibele intensiteit, maar ook om preventie, het bestrijden van wachtlijsten en het bevorderen van de uitstroom naar passende woonruimte. Woningcorporaties, gemeenten en huurdersorganisaties kunnen daarnaast prestatieafspraken maken over de omvang van de woningvoorraad en de betaalbaarheid daarvan. Partijen kunnen regionaal ook in breder verband (met betrokkenheid van aanbieders van maatschappelijke opvang) tot bestuurlijke afspraken komen om mensen uit te laten stromen naar een eigen woonruimte, zoals binnen het actieprogramma «Weer Thuis!» van Federatie Opvang, Aedes, VNG en Leger des Heils aan de orde is.

  • Vraag 8
    Wat is uw beoordeling van het beleid van het Amsterdamse college, dat als uitgangspunten hanteert «geen kinderen op straat, liefst geen kinderen in de opvang en veiligheid en stabiliteit voor alle betrokken kinderen»? Bent u bereid dit ook als landelijke uitgangspunten voor beleid te omarmen en daar concreet naar te handelen? Deelt u de mening dat voor een structurele oplossing van de problemen (meer) landelijke regie en aansturing nodig is, in nauwe samenspraak en samenwerking met de gemeentes?3

    Ik onderschrijf het beleid van het college in Amsterdam dat als uitgangspunten hanteert «geen kinderen op straat, liefst geen kinderen in de opvang en veiligheid en stabiliteit voor alle betrokken kinderen». Gezien het belang van deze uitgangspunten heb ik tijdens het bestuurlijk overleg jeugd op 9 februari jl. de afspraak gemaakt de aanpak van deze groep te intensiveren. De burgemeester van Leiden, dhr. Lenferink, heeft zich bereid getoond om aanjager te worden van dit traject. Zoals gemeld in mijn brief van 3 juli jl. is burgemeester Lenferink hierover reeds in gesprek met gemeenten. Aan de hand van de uitkomsten van die gesprekken zullen vervolgacties worden bepaald.

  • Vraag 9
    Kunt en wilt u nog voor het einde van het zomerreces deze vragen beantwoorden?

    Dit is helaas niet gelukt.

  • Mededeling - 29 augustus 2017

    De vragen van de Kamerleden Kooiman (SP) en Beckerman (SP) over het bericht dat er een sterke groei is van het aantal gezinnen dat bij de noodopvang belandde (2017Z10693) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2017Z10693
Volledige titel: Het bericht dat er een sterke groei is van het aantal gezinnen dat bij de noodopvang belandde
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20162017-2646
Volledige titel: Antwoord op vragen van de leden Kooiman en Beckerman over het bericht dat er een sterke groei is van het aantal gezinnen dat bij de noodopvang belandde