Ingediend | 26 juli 2017 |
---|---|
Beantwoord | 17 augustus 2017 (na 22 dagen) |
Indieners | Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
Beantwoord door | Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z10586.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-2475.html |
Ja.
Nee, die mening deel ik niet. Sinds 1 maart 2017 heb ik onder de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding (hierna: Twbmt) de bevoegdheid om preventieve vrijheidsbeperkende maatregelen in te zetten wanneer een persoon op grond van zijn gedragingen in verband kan worden gebracht met terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan. Dit betreft de mogelijkheid tot het opleggen van een contactverbod, een meldplicht of een uitreis- of gebiedsverbod. Van die bevoegdheden heb ik inmiddels gebruik gemaakt, bijvoorbeeld in de zaak waarnaar wordt verwezen in het artikel van het AD. Op 21 juli 2017 heeft de bestuursrechter geoordeeld dat ik, gelet op de gedragingen van betrokkene, op goede gronden tot oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregelen in deze zaak ben overgegaan.2 Daarbij heeft de rechtbank wel de kanttekening geplaatst dat de gebiedsaanduiding die vermeld was op de kaart van het gebiedsverbod onvoldoende helder was. Omdat het gebiedsverbod voor betrokkene slechts voor het weekend van de Marathon van Rotterdam gold, heeft de vernietiging van dat deel van het besluit geen verdere gevolgen gehad voor de veiligheid in het gebied tijdens de marathon. Bovendien geldt dat de meldplicht nog steeds van kracht is voor betrokkene.
In zijn algemeenheid wordt door alle betrokken partijen in redelijkheid alles gedaan om dreigingen tijdig te onderkennen en eventuele aanslagen te voorkomen. Verder ga ik niet in op (de maatregelen rondom) individuele gevallen.
Nee, die mening deel ik niet. Met de inwerkingtreding van de Twbmt is het bestaande instrumentarium in de aanpak jihadisme uitgebreid met de hiervoor reeds genoemde bestuursrechtelijke vrijheidsbeperkende maatregelen. De hiervoor genoemde uitspraak laat zien dat het instrumentarium dat ik ter beschikking heb, in de praktijk werkt en door de rechter in concrete zaken juridisch toelaatbaar wordt geacht. In dit verband hecht ik er bovendien aan te verwijzen naar mijn brief van 8 december 2015 aan uw Kamer waarin ik heb laten weten dat volledige vrijheidsontneming van personen tegen wie geen verdenking van een strafbaar feit bestaat niet past in onze rechtstaat.3