Ingediend | 7 juni 2017 |
---|---|
Beantwoord | 7 juli 2017 (na 30 dagen) |
Indiener | Attje Kuiken (PvdA) |
Beantwoord door | Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | dieren landbouw |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z07677.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-2313.html |
Ja.
In mijn antwoord op de vragen van het lid Thieme (PvdD) op 26 maart 2015 over het Duitse beroepsverbod aan een Nederlandse varkenshouder (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1742) heb ik een overzicht gegeven van de inspecties die de NVWA in de jaren 2007–2014 heeft uitgevoerd, alsmede tot welke interventies die hebben geleid.
Ook in recente jaren (2015–2017) heeft de NVWA een aantal inspecties uitgevoerd op de locaties van deze varkenshouder.
Naar aanleiding van een inspectie in februari 2015 is het bedrijf een proces-verbaal aangezegd op het gebied van gebruik van levende dierlijke producten (varkenssperma van een niet-erkend winstation uit Duitsland). In februari 2016 is op een van de locaties van deze varkenshouder een inspectie uitgevoerd naar aanleiding van twee signalen. Tijdens deze inspectie werden echter geen afwijkingen aangetroffen. In juni 2016 heeft het bedrijf een schriftelijke waarschuwing ontvangen voor het vervoeren van een hoogdrachtige zeug vanuit een van zijn locaties naar een slachthuis. In februari 2017 is een inspectie op een locatie uitgevoerd naar aanleiding van een signaal over tijdelijk te krappe huisvesting van biggen. Hiervoor is een boeterapport opgemaakt.
Duitsland heeft na het instellen van het beroepsverbod in 2015 Nederland, Roemenië en Hongarije geïnformeerd over de Duitse maatregelen tegen deze veehouder. Over de situatie op de Nederlandse bedrijven is uw Kamer geïnformeerd. Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord op vraag 2. Uit publieke bronnen blijkt dat de situatie van de andere bedrijven in Oost-Europa niet bekend is. Het is aan de autoriteiten in deze lidstaten om te controleren of bedrijven voldoen aan de nationale regelgeving.
Er zijn bij mij geen andere ondernemers bekend die in het buitenland een beroepsverbod hebben gekregen en die in Nederland eenzelfde soort bedrijf hebben.
Een beroepsverbod dat een ondernemer in een ander land is opgelegd, kan op zichzelf geen grond zijn voor het weigeren van een omgevingsvergunning die door deze ondernemer is aangevraagd. Evenmin kan het gestelde onbehoorlijke gedrag van de ondernemer jegens dieren in de beoordeling van de aanvraag van een omgevingsvergunning worden betrokken, aangezien dit aspect niet valt binnen het toetsingskader voor de beoordeling van aanvragen om een omgevingsvergunning, zoals voorzien in de toepasselijke wet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het is aan de gemeente om, binnen de kaders van het toepasselijke recht, de voorgeschreven omgevingsvergunning al dan niet af te geven. De procedure van aanvraag en afgifte van een omgevingsvergunning is omkleed met de waarborgen die de Algemene wet bestuursrecht biedt, onder meer wat betreft de bekendmaking van het besluit en de mogelijkheid van bezwaar en beroep.
Een houder heeft de verantwoordelijkheid om goed voor het welzijn en de gezondheid van zijn dieren te zorgen. Indien er sprake is van overtredingen zal de overheid optreden door middel van bestuursrechtelijke handhaving, gericht op herstel, of strafrechtelijke handhaving. Het is in Nederland aan de strafrechter om over te gaan tot een houdverbod, beroepsverbod of stillegging van een onderneming.