Ingediend | 9 mei 2017 |
---|---|
Beantwoord | 6 juni 2017 (na 28 dagen) |
Indiener | Peter Kwint |
Beantwoord door | Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
Onderwerpen | basisonderwijs onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z05958.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-2011.html |
De lumpsumbekostiging geeft schoolbesturen vrijheid van besteding van de middelen. Alleen in de toekenning van de bekostiging bestaat er een onderscheid tussen materieel en personeel. Schoolbesturen maken zelf de afweging waar zij de middelen het beste aan uit kunnen geven.
Ik verwijs hierbij graag naar mijn reactie op de evaluatie van Berenschot die ik 9 mei 2017 naar uw Kamer heb verstuurd.2
Ik ben van mening dat de financiering van het Rijk sober, maar toereikend is. Ik heb hierover ook met uw Kamer gedebatteerd tijdens het plenair debat over de werkdruk in het basisonderwijs van 10 mei 2017. De Algemene Rekenkamer heeft eerder de toereikendheid van de bekostiging onderzocht. Daarin is aangegeven dat een uitspraak hierover niet kan worden gedaan op basis van alleen een vergelijking tussen de inkomsten en uitgaven. Dit is namelijk afhankelijk van het gewenste voorzieningenniveau dat wordt nagestreefd. De meeste besturen lukt het een goede afweging te maken tussen tijd, taken, personeel en geld zodat zij uitkomen met de beschikbare middelen en goed onderwijs kunnen leveren. 3 Daarnaast is de financiële positie van het primair onderwijs positief.4
Nee, ik deel die mening niet. De scheiding tussen de personele en materiële bekostiging bestaat alleen op papier. Schoolbesturen hebben vrijheid in de besteding van de middelen. Dit betekent dat het personele deel van de bekostiging niet alleen aan personele zaken moet worden uitgegeven en het materiële deel van de bekostiging niet alleen aan materiële zaken. Ik erken dat de bekostiging sober, maar toereikend is om goed onderwijs te kunnen geven.
Nee, ik ben daartoe niet bereid. De financiële staat van het primair onderwijs is positief. De afgelopen jaren zijn het eigen vermogen, de liquiditeit en de solvabiliteit toegenomen en waren de financiële resultaten voornamelijk positief. Tevens zijn er na de evaluatieperiode middelen toegevoegd aan de lumpsum, waardoor de financiële positie van schoolbesturen is versterkt. Ik verwijs hierbij voor verdere toelichting naar mijn reactie op de evaluatie van Berenschot die ik 9 mei 2017 naar uw Kamer heb verstuurd.1
Nee, ik deel die mening niet. Ik ben een voorstander van de lumpsumsystematiek waarin schoolbesturen bestedingsvrijheid hebben. De scheiding tussen de personele en materiële bekostiging bestaat alleen op papier. Binnen de wettelijke kaders kunnen schoolbesturen zelf prioriteren en besluiten waarin zij investeren, afhankelijk van hun eigen situatie. Ik heb er vertrouwen in dat schoolbesturen het beste de afweging kunnen maken waaraan de middelen te besteden. Ik zie wel mogelijkheden tot verbetering van de lumpsumsystematiek in de verantwoording van schoolbesturen en het beter benutten van de bestaande informatie.