Ingediend | 4 mei 2017 |
---|---|
Beantwoord | 13 juni 2017 (na 40 dagen) |
Indiener | Jasper van Dijk |
Beantwoord door | Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid werk |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z05798.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-2073.html |
Het feit dat er in de reportage wordt gesproken over Oost-Europese uitzendkrachten werd veroorzaakt doordat de Tomingroep met een onderaannemer werkt die gespecialiseerd is in buitenlandse arbeidskrachten die op hun beurt weer gespecialiseerd zijn in groenwerk en productiewerk. Het is echter geen beleid van de Tomingroep om zich specifiek op die doelgroep te richten. Het is het jammer dat deze incidentele inzet van (Oost-Europese) uitzendkrachten het belangrijkste thema vormde voor deze uitzending, want oorspronkelijk was het manifest van de wethouders over de betaalbaarheid van de sociale werkvoorziening het belangrijkste onderwerp voor deze uitzending.
Ik deel de mening dat het werk dat primair bedoeld is voor mensen met een arbeidsbeperking niet door (Oost-Europese) uitzendkrachten moet worden gedaan.
De werkzaamheden bij sw-bedrijven worden in uitgevoerd door mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt die tot de doelgroep van de Participatiewet horen. Als de opdrachten van werkgevers die aan een sw-bedrijf worden verstrekt echter niet op tijd kunnen worden uitgevoerd bij gebrek aan personeelscapaciteit vind ik het acceptabel bij wijze van uitzondering uitzendkrachten in te huren. Hiermee worden werkplekken die in de toekomst wel bezet kunnen worden door de doelgroep van de Participatiewet ook veilig gesteld.
Over deze cijfers beschik ik niet. De koepelorganisatie van de sw-bedrijven Cedris heeft aangegeven dat er sprake is van incidentele inzet. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet en maken daarover afspraken met de sw-bedrijven.
Zie antwoord vraag 3.
De controle op de naleving van cao’s is primair de verantwoordelijkheid van sociale partners. Het is belangrijk dat zij de cao-naleving bevorderen en op de naleving toezien. Dat bevordert eerlijke concurrentie tussen bedrijven en werkt corrigerend indien werknemers worden onderbetaald door malafide bedrijven. In hoeverre de cao Sociale Werkplaatsen in de specifieke casus wordt ontdoken is niet aan mij om te beoordelen. De cao-partijen kunnen de Inspectie SZW verzoeken om een aanvullend onderzoek te doen naar naleving van de cao-voorwaarden. Wanneer het de naleving van de cao voor uitzendkrachten betreft, kan de Inspectie worden gevraagd een onderzoek in te stellen naar de naleving van artikel 8 van deze wet, de zogenaamde Loonverhoudingsnorm.
Eind 2016 behoren 79 duizend arbeidsgehandicapte mensen tot de werkloze beroepsbevolking (Bron: CBS).
Sw-bedrijven spelen een belangrijke rol bij de uitvoering Participatiewet. Gemeenten organiseren het nieuw beschut werk veelal bij de sw-bedrijven. Onlangs heb ik uw Kamer geïnformeerd over de besteding van de middelen (30 miljoen euro) uit de motie Kerstens om de omvorming van de sw-bedrijven tot toekomst gerichte werkbedrijven te ondersteunen. De resultaten waren positief en veel gemeenten kiezen voor een brede uitvoering van de Participatiewet door de nieuwe werkbedrijven. Dat het nog beter kan blijkt uit het gegeven dat gemeenten de mensen uit de doelgroep onvoldoende kennen. Om de transparantie van de bestanden bij gemeenten te vergroten heb ik daarom extra middelen (3 miljoen euro) aan gemeenten beschikbaar gesteld om de kandidatenverkenner zoals ontwikkeld door UWV ook door gemeenten versneld te laten vullen. Daarnaast is per 1 januari 2017 de mogelijkheid geschapen om zichzelf te melden bij het UWV om voor beschut werk in aanmerking te komen, ook de «warme» overdracht van leerlingen van de VSO/PRO scholen aan gemeenten stimuleert de participatie van arbeidsbeperkten.
In het Cedris-rapport «Optimaliseren van het verdienvermogen», mede mogelijk gemaakt door ondersteuning vanuit SZW, zijn in 2014 thema’s benoemd waarvoor onderzocht kon worden of besparingen mogelijk zijn. Eén van de thema’s betrof de marktconformiteit. De levensvatbaarheid van het sw-bedrijf als geheel moet hierbij een rol spelen.
Het betreffende bedrijf uit de Nieuwsuur uitzending geeft aan dat zij absoluut niet tegen dumpprijzen werken. Het bedrijf is tot nu toe altijd winstgevend geweest. De Tomingroep weigert opdrachten die te ver onder het markttarief liggen. Sw-bedrijven hebben eenvoudige verpakkingswerkzaamheden echter wel nodig, omdat een aanzienlijk deel van de zittende sw-populatie (het zogenaamde beschutte deel van de Wsw, ca 30% van de totale sw-populatie) daarop is aangewezen.
Ik heb op 21 april 2017 per brief aan uw Kamer gereageerd op het Manifest van de wethouders waarnaar u verwijst. Samenvattend concludeerde ik in deze brief dat een duurzame en sluitende sociale infrastructuur in elke arbeidsregio essentieel is. Een goede samenwerking tussen gemeenten, sociale partners, UWV en sw-bedrijven is onontbeerlijk om de kansen die de huidige conjuncturele omstandigheden bieden om ook de kwetsbare groepen aan het werk te helpen te benutten. Dat vraagt forse inspanningen van alle betrokken partijen. Ik blijf de financiële condities waaronder dit gebeurt goed monitoren, zodat we zo nodig aanpassingen kunnen bewerkstelligen.
Deze analyse onderschrijf ik niet. In mijn brief van 21 april geef ik aan dat het gerealiseerde volume op basis van voorlopige cijfers circa 300 arbeidsjaren lager is dan de raming die destijds bij de invoering van de Participatiewet is gemaakt. Inmiddels zijn de definitieve cijfers beschikbaar. Deze bevestigen dat beeld. Het volume Wsw in arbeidsjaren in 2016 bedroeg 83.014. Dat ligt onder de prognose ten tijde van de invoering Participatiewet van 83.300 arbeidsjaren. Ook in 2015 was de volumerealisatie lager dan geraamd. De uitstroom over de afgelopen twee jaar is dus iets hoger en niet lager geweest dan de prognose. Er is daarmee geen sprake van financiële tekorten als gevolg van een hoger Wsw-volume dan verwacht. Het blijft echter zaak om goed de vinger aan de pols te houden op dit punt en dat doe ik ook jaarlijks.
Tijdens de behandeling van de begrotingsstaten van het ministerie voor het jaar 2017 is een zestal amendementen aangenomen die worden gefinancierd uit de onderbenutting van het budget voor de sectorplannen4. Het amendement van Kamerlid Van ’t Wout en voormalig Kamerlid Kerstens ten behoeve van het opstellen en beschikbaar maken van (gemeentelijke) klantprofielen, is daar één van5. Het bedrag wordt door middel van een decentralisatie-uitkering uitgekeerd en is in de meicirculaire 2017 meegenomen. Uw Kamer is hierover bij brief van 24 april 2017 (TK 29 544, nr. 779) geïnformeerd. De middelen zijn afkomstig uit de onderuitputting van de middelen voor de sectorplannen en er is daarom geen sprake van nieuw geld.
zie antwoord op vraag 9.