Ingediend | 2 mei 2017 |
---|---|
Beantwoord | 12 mei 2017 (na 10 dagen) |
Indieners | Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Raymond de Roon (PVV), Han ten Broeke (VVD) |
Beantwoord door | Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | internationaal organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z05745.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-1840.html |
Het kabinet is op de hoogte van dit bericht. Het bericht had betrekking op een concept-besluit dat evenals bij voorgaande bijeenkomsten van de Uitvoerende Raad van UNESCO door enkele landen is ingediend onder het agendapunt «Occupied Palestine».
Nederland heeft zich in het onderhandelingsproces kritisch opgesteld. Daarbij is zoals gebruikelijk zoveel mogelijk in EU-verband opgetrokken. De eindversie van het besluit is mede dankzij de inzet van diverse EU-lidstaten, waaronder Nederland, weliswaar op enkele punten verbeterd ten opzichte van het aanvankelijke concept, maar niet voldoende om te kunnen spreken van een technisch besluit gericht op de uitvoering van het mandaat van UNESCO. Nederland heeft daarom tegen het besluit gestemd, zoals toegelicht in een gezamenlijke stemverklaring met Duitsland, Griekenland en Litouwen. Het besluit is aangenomen met 22 stemmen voor, 23 onthoudingen en 10 stemmen tegen. Van de EU-lidstaten die momenteel deel uitmaken van de Uitvoerende Raad van UNESCO stemden ook Duitsland, Italië, Griekenland, Litouwen en het Verenigd Koninkrijk tegen. Frankrijk, Spanje, Estland en Slovenië onthielden zich van stemming en Zweden stemde voor.
Overigens is de betreffende paragraaf uit het aangenomen besluit, waar in vraag 1 aan wordt gerefereerd, in lijn met de door de VN-Veiligheidsraad aangenomen resolutie 478 uit 1980. Die VNVR-resolutie werd destijds aangenomen, nadat het Israëlische parlement een zogenaamde «basic law» had goedgekeurd die bepaalde dat Jeruzalem de ondeelbare hoofdstad van Israël is. Het standpunt van de EU-lidstaten zoals neergelegd in Raadsconclusies is om geen wijzigingen van de grenzen van 1967, inclusief met betrekking tot Jeruzalem, te accepteren tenzij overeengekomen tussen de partijen.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
UNESCO houdt zich bezig met de Oude Stad van Jeruzalem vanwege de opname ervan op de Werelderfgoedlijst van UNESCO in 1981 en de lijst van Werelderfgoed in gevaar in 1982. Het staat UNESCO-lidstaten vrij om een concept-besluit in te dienen. De Directeur-Generaal heeft naar aanleiding van de aanname van een besluit onder ditzelfde agendapunt tijdens de vorige sessie van de Uitvoerende Raad in oktober 2016 in een verklaring de lidstaten van UNESCO opgeroepen om collectief culturele en religieuze coëxistentie te bevorderen. Zij riep op om tegenstellingen te overbruggen. Ook wees zij op het belang om deze tegenstellingen niet binnen UNESCO te introduceren omdat dat uitvoering van de missie van de organisatie belemmert. Het kabinet sluit zich bij deze zienswijze aan. Het kabinet acht het overigens positief dat het nu aangenomen besluit het belang van de Oude Stad van Jeruzalem voor de drie monotheïstische religies bevestigt.
Zie antwoord vraag 1.
Dat is gezien het korte tijdsbestek niet gelukt.