Kamervraag 2017Z05687

Het bericht dat de helft van de Vlaamse promovendi kampt met psychische gezondheidsklachten

Ingediend 28 april 2017
Beantwoord 6 juni 2017 (na 39 dagen)
Indiener Frank Futselaar
Beantwoord door Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA)
Onderwerpen hoger onderwijs onderwijs en wetenschap ziekten en behandelingen zorg en gezondheid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z05687.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-2010.html
  • Vraag 1
    In hoeverre ziet u het Vlaamse onderzoek onder promovendi als een bevestiging van een eerder onderzoek van het UvA-promovendinetwerk UvAPro, waaruit blijkt dat 36,5 procent van de promovendi aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) mogelijk klinisch depressief is?1 2

    Verschillende landen hebben enquêtes of studies uitgezet om werkgerelateerde gezondheidsproblemen bij promovendi te inventariseren. Wat dat betreft ligt het Vlaamse onderzoek in lijn met het eerdere onderzoek aan de UvA.

  • Vraag 2
    Sluit u uit dat ook in Nederland promovendi op grote schaal psychische gezondheidsklachten kunnen hebben en dat er een verband is met de ervaren hoge werkdruk? Kunt u uw antwoord toelichten?

    Uiteraard zijn psychische gezondheidsklachten niet alleen te herkennen in Vlaanderen en kunnen ook in Nederland promovendi te maken hebben met spanningsklachten. Een hoge werkdruk die wordt ervaren, kan daarmee in verband staan. De ervaren werkdruk is het gevolg van de door de werkgever gecreëerde arbeidsomstandigheden, waarbij de verantwoordelijkheid voor het verbeteren van deze omstandigheden bij de werkgever zelf ligt. Daarnaast kunnen andere oorzaken geestelijke gezondheidsklachten als gevolg hebben. Zo kan een promovendus afkomstig uit het buitenland spanningen ervaren in relatie tot de noodzakelijke aanpassingen aan de Nederlandse samenleving of in relatie tot het leren van een vreemde taal tijdens de promotie.
    Overigens lijkt voor veel promovendi te gelden, dat ze in hun leven – en hun onderzoek sterk gefocust zijn op het doel om carrière te maken binnen de academische wereld na hun promotie. In mijn brief aan de Tweede Kamer van 11 januari 2017 (Kamerstuk 31 288, nr. 569) beschrijf ik ook dat de academische cultuur vooral gericht is op een wetenschappelijke loopbaan op basis van geboekte onderzoeksresultaten. De druk om zoveel mogelijk publicaties op naam te hebben kan een verkeerde prikkel opleveren. Het kan ertoe leiden dat veel universitaire medewerkers zich zo veel mogelijk op onderzoek richten. Soms vatten zij het onderwijs op als een verplichting die ten koste van hun onderzoek gaat, soms gaat onderwijs ze aan het hart maar zijn ze voor hun carrièreverloop min of meer gedwongen om het onderzoek te laten prevaleren. Dit leidt af en gaat ten koste van de goede verbinding tussen onderwijs en onderzoek. Ik kan me voorstellen dat dit ook kan leiden tot een te hoge werkdruk en psychische gezondheidsklachten.
    Ik pleit er in mijn brief aan de Tweede Kamer voor aantrekkelijke loopbaanperspectieven door zinvolle combinaties van taken te ontwikkelen, bijvoorbeeld onderwijs met onderzoek of onderzoek met bestuurlijke taken. In deze context houdt dat ook in dat promovendi kunnen worden voorbereid op een loopbaan buiten de universiteit en dat ze daarin door de universiteit worden ondersteund in hun begeleiding. Ik onderschrijf dan ook in de Kamerbrief de wens van De Jonge Akademie en het Promovendi Netwerk Nederland dat instellingen goede afspraken maken over een verdere professionalisering van de begeleiding van promovendi, met een standaard begeleidingsplan waaraan zowel promovendi als begeleiders zich committeren. Daarin is een evenwichtige balans cruciaal met betrekking tot de toe te wijzen taken om te voorkomen dat een te hoge werkdruk kan leiden tot psychische gezondheidsklachten.

  • Vraag 3
    Deelt u de mening dat het Vlaamse onderzoek onder promovendi een aanleiding zou moeten zijn ook in Nederland versneld grootschalig landelijk onderzoek te doen naar psychische gezondheidsklachten onder promovendi? Zo ja, op welke termijn kan dat onderzoek plaatsvinden?

    Het Vlaamse onderzoek kan als eye-opener dienen voor de Nederlandse instellingen. Ik zie het als de verantwoordelijkheid van de instellingen om te bepalen of een landelijk onderzoek nodig is naar eventuele werkgerelateerde psychische gezondheidsklachten onder hun werknemers in het algemeen en onder promovendi in het bijzonder.
    Overigens heeft SoFoKles in januari 2017 het rapport «Werkdruk en prestatiedruk van wetenschappelijk personeel: Een nadere analyse op basis van de MTO’s» gepubliceerd.3 In dit rapport is op basis van gegevens uit de medewerkersonderzoeken aan elf universiteiten nagegaan hoe de resultaten van de eerdere verkenning over prestatiedruk nader zijn te onderbouwen en in te kleuren aan de hand van de begrippen werkdruk en werkstress. Uit de analyses blijkt dat hoogleraren, UHD’s en UD’s meer werkdruk ervaren dan de andere functiecategorieën (docenten, (contract)onderzoekers, postdocs en promovendi), maar bij de werkstress zijn het met name de promovendi die het hoogst scoren. Werkstress kan op langere termijn leiden tot psychische gezondheidsklachten, ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid, een verstoorde werk-privébalans en minder arbeidstevredenheid of -motivatie.
    In de cao-onderhandelingen van de universiteiten is overeengekomen dat iedere universiteit vóór eind 2017 een werkplan over werkdruk en duurzame inzetbaarheid opstelt in samenspraak met het Lokaal Overleg. Ik ga ervan uit dat hierin ook aandacht wordt gegeven aan het voorkomen van psychische gezondheidsklachten als gevolg van een te hoge werkdruk.

  • Vraag 4
    In hoeverre wordt een dergelijk landelijk onderzoek «gehinderd door een gebrek aan urgentie en financiële dekking» en «gesteggel over wie de rekening betaalt», zoals het Promovendi Netwerk Nederland stelt?3 Deelt u de mening dat dit nooit redenen mogen zijn om een dergelijk onderzoek geen doorgang te laten vinden? Bent u bereid het voortouw te nemen om dit onderzoek uit te laten voeren?

    Als zich onder werknemers werkgerelateerde psychische gezondheidsklachten voordoen, moeten die serieus worden genomen. In het antwoord bij vraag 3 zie ik het als de verantwoordelijkheid van de instellingen te onderzoeken of de werkdruk bij promovendi of andere groepen medewerkers leidt tot psychische gezondheidsklachten. Ook wordt in bovengenoemd antwoord verwezen naar de analyses die al zijn gemaakt en de afspraak die in het kader van de cao-onderhandelingen is gemaakt dat universiteiten een werkplan opstellen gericht op vermindering van de werkdruk. Daaruit blijkt dat instellingen zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheid voor goed werkgeverschap en dat ze ook daarin willen investeren.
    Bij de cao-afspraak is erop gewezen dat het van belang is dat universiteiten de faculteiten en diensten betrekken bij het opstellen van dit plan, zodat zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de diverse omstandigheden op verschillende afdelingen. Bij de uitwerking van interventies gericht op werk- en prestatiedruk is het immers van belang dat optimaal rekening wordt gehouden met relevante lokale omstandigheden. Het werkplan dat in samenspraak met het Lokaal Overleg wordt opgesteld biedt ruimte aan faculteiten en diensten om zelf de plannen verder vorm te geven naar gelang de behoeften en omstandigheden binnen de faculteiten en diensten.

  • Vraag 5
    Kunt een uitgebreide reactie geven op de uitkomsten van het FNV en het onderzoek van de Vakbond voor de Wetenschap (VAWO) eerder dit jaar, waaruit blijkt dat bijna 7 van de 10 medewerkers van de Nederlandse universiteiten de werkdruk hoog tot zeer hoog ervaart?4 Kunt u daarbij ingaan of u de uitkomsten van dit onderzoek erkent of onderschrijft en wat uw concrete voorstellen zijn om deze door universiteitsmedewerkers ervaren werkdruk te verminderen?

    FNV heeft dit onderzoek eind 2016 laten uitvoeren door onderzoeksbureau Totta Research. Ruim 2.500 medewerkers van alle universiteiten deden mee aan het onderzoek, zowel wetenschappelijk als ondersteunend personeel. Een werkbelevingsonderzoek van SoFoKles over werk- en prestatiedruk onder 6.478 medewerkers van zeven universiteiten, geeft een iets ander beeld. (Verkenning in het WO: Prestatiedruk onder wetenschappelijk personeel, januari 2016.) Van het wetenschappelijk personeel vindt 56,4 procent de werkdruk goed, 41,8 procent (veel) te hoog en minder dan 2 procent (veel) te laag. Vergeleken met hun jongere collega’s (<35 jaar) geven medewerkers in de leeftijd van 35 tot 60 jaar vaker aan dat de werkdruk (veel) te hoog is.
    Ik erken uiteraard de uitkomsten van deze onderzoeken, maar ik zie het als de verantwoordelijkheid van de instellingen om voorstellen te ontwikkelen die de werkdruk bij hun medewerkers verminderen. Ik ben dan ook verheugd dat dit thema door hen is opgepakt. In de cao-onderhandelingen van de universiteiten is door alle partijen geconstateerd dat medewerkers ervaren dat de werk- en prestatiedruk de afgelopen jaren is toegenomen. Om die reden is ook afgesproken dat de universiteiten een werkplan opstellen om de werk- en prestatiedruk te verminderen. Ook is in dit verband afgesproken dat de aanbevelingen uit het SoFoKleS-rapport over werk- en prestatiedruk aan de universiteiten worden voorgelegd.
    Verder heeft SoFoKleS aangekondigd in 2017 een stakeholdersmeeting te organiseren om meer inzicht te krijgen in deze materie en te bezien welke vervolgstappen nodig kunnen zijn.

  • Mededeling - 17 mei 2017

    Op 28 april heeft het lid Futselaar (SP) schriftelijke vragen gesteld over het bericht dat de helft van de Vlaamse promovendi kampt met psychische gezondheidsklachten. De vragen werden mij toegezonden met de referentie 2017Z05687. Tot mijn spijt kan ik u de antwoorden niet binnen de gestelde termijn toezenden. Een zorgvuldige beantwoording vergt meer tijd. Ik zal de antwoorden op de vragen zo snel mogelijk aan uw Kamer toezenden.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2017Z05687
Volledige titel: Het bericht dat de helft van de Vlaamse promovendi kampt met psychische gezondheidsklachten
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20162017-2010
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Futselaar over het bericht dat de helft van de Vlaamse promovendi kampt met psychische gezondheidsklachten