Ingediend | 26 april 2017 |
---|---|
Beantwoord | 26 mei 2017 (na 30 dagen) |
Indiener | Esther Ouwehand (PvdD) |
Beantwoord door | Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | dieren landbouw |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z05638.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-1957.html |
Ja.
Uit het door Staatsbosbeheer opgemaakte feitenrelaas blijkt dat de bedoelde jagers op 20 april 2017 het door Staatsbosbeheer beheerde gedeelte van natuurgebied Arkemheen hebben betreden om een buiten dit gebied aangeschoten gans te zoeken. De jagers hebben niet op het terrein van Staatsbosbeheer zelf geschoten. Het betrof afschot van overzomerende ganzen in het kader van schadebestrijding in een aangrenzend terrein. De provincie Gelderland heeft hiervoor ontheffing verleend ter uitvoering van het Faunabeheerplan. Het nazoeken van aangeschoten dieren vloeit voort uit de verplichting om bij het doden van in het wild levende dieren onnodig lijden te voorkomen (artikel 3.24, eerste lid, Wet natuurbescherming).
Er geen proces-verbaal opgemaakt, omdat er geen sprake was van afschot in het natuurgebied polder Arkemheen.
De Wildbeheereenheid Nijkerk, waar de betreffende jagers lid van zijn, maakt gebruik van de aan de Faunabeheereenheid Gelderland verleende ontheffing voor uitvoering van het Faunabeheerplan. Hun gedrag was niet in strijd met dit vigerende faunabeheerplan.
Het is op grond van de Wet natuurbescherming en de Wet wapens en munitie in beginsel verboden om zich met een geweer te bevinden op gronden waarop men niet tot het gebruik van het geweer gerechtigd is. Dit verbod kan evenwel op gespannen voet staan met de verplichting onnodig lijden te voorkomen (zie antwoord op vraag 2). Het is uit oogpunt van de openbare veiligheid evenmin wenselijk als jachtaktehouders bij het nazoeken van aangeschoten dieren op een ander terrein, hun geweren onbeheerd zouden achterlaten op de grond waarop ze wel gerechtigd zijn het geweer te gebruiken. Aan de hand van concrete omstandigheden van het geval zal beoordeeld moeten worden of er sprake is van een overtreding van de betreffende wetgeving.
De jacht op de vrij-bejaagbare soorten (haas, konijn, fazant, houtduif, wilde eend) kan alleen worden uitgeoefend in de periode dat de Minister van Economische Zaken de jacht heeft opengesteld. Draag-, rui- en zoogtijd van deze soorten vallen daarbuiten. Afschot ten behoeve van schadebestrijding of populatiebeheer is slechts mogelijk op basis van een ontheffing of vrijstelling. Het is aan het bevoegde gezag voor deze ontheffingen en vrijstellingen (doorgaans provincies) om hieraan zo nodig voorschriften te verbinden. Het instellen van een algemeen jachtverbod in draag-, rui- en zoogtijd acht ik derhalve niet nodig.
De strafmaat voor overtreding van de bepalingen inzake de jacht zijn door de wetgever gewogen bij de totstandkoming van de Wet natuurbescherming, die op 1 januari jl. in werking is getreden. Ik zie op dit moment geen aanleiding om de betreffende strafmaat aan te passen.
Op ganzen mag niet worden gejaagd, omdat deze niet tot de vijf vrij-bejaagbare soorten behoren. Provincies zijn bevoegd om in het kader van populatiebeheer of schadebestrijding ontheffing of vrijstelling te verlenen voor afschot van overzomerende ganzen. Daarbij kunnen gedeputeerde staten voorschriften opnemen ten aanzien van de perioden waarvan al dan niet van de ontheffing of vrijstelling gebruik mag worden gemaakt. Het beschermen van de rust tijdens de broedtijd van andere vogelsoorten kan daarbij een rol spelen.
Ja.
De uitspraak van de rechter laat ik voor zijn rekening. Zie verder de beantwoording van de vragen 6 en 8.