Ingediend | 20 april 2017 |
---|---|
Beantwoord | 17 juli 2017 (na 88 dagen) |
Indieners | Lilian Marijnissen , Frank Futselaar |
Beantwoord door | Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | dieren landbouw |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z05420.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-2360.html |
Wij hebben beide artikelen in dagblad Trouw gelezen en betreuren het dat de angst voor een nieuwe Q-koorts-epidemie, ondanks de maatregelen die zijn genomen, nog immer aanwezig is. Zoals in eerdere brieven aan uw Kamer is aangegeven, zijn wij ons er zeer van bewust dat Q-koorts grote gevolgen heeft gehad: mensen zijn ernstig ziek geworden, er zijn sterfgevallen te betreuren. De impact op de naasten is daarom enorm.
Naar aanleiding van de Q-koortsuitbraak in Nederland zijn specifieke maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat er zo min mogelijk Q-koortsbesmettingen optreden. Deze maatregelen staan bij het antwoord op vraag 4.
Het aantal melkgeiten in Nederland is inderdaad fors toegenomen, het aantal bedrijven is afgenomen. Hoewel toename van de bedrijfsgrootte een algemeen voorkomende ontwikkeling is in de veehouderij, kunnen wij ons voorstellen dat dit voor mensen die te maken hebben met de gevolgen van Q-koorts confronterend is. Zoals bij het antwoord op vraag 4 is uitgelegd, zijn er verschillende maatregelen opgelegd aan melkgeiten- en melkschapenhouders om het risico op nieuwe Q-koortsbesmettingen te beperken.
Zie vraag 4 en 8.
De Q-koortsmaatregelen, opgenomen in de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten, die de overheid heeft genomen om de Q-koortsepidemie te stoppen en herhaling te voorkomen, zijn gericht op het beperken van het risico bij de bron, zijnde de melkgeiten- en melkschapenhouderijen.
Het recente Deskundigenberaad Zoönosen, waarover u op 2 december 2016 (Kamerstuk 25 295, nr. 33) bent geïnformeerd, ziet adequate vaccinatie van melkschapen en -geiten als de meest effectieve interventie om het risico op Q-koorts in Nederland te beperken; het beraad blijft continuering daarvan nodig achten.
Q-koorts is sinds 12 juni 2008 een meldingsplichtige dierziekte. Dit houdt in dat veehouders de verplichting hebben (verschijnselen van) Q-koorts te melden bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Per 1 oktober 2009 werd de verplichte tankmelkmonitoring voor Q-koorts ingevoerd. Deze tankmelkmonitoring geeft de NVWA de mogelijkheid eventuele nieuwe besmettingen snel op te sporen.
Hetzelfde Deskundigenberaad Zoönosen benadrukt het belang om bij uitbreidingsplannen van melkschapen- en melkgeitenbedrijven met omwonenden te communiceren en om te benadrukken welke effectief gebleken maatregelen van kracht zijn.
Zoals aangegeven ziet het Deskundigenberaad Zoönosen adequate vaccinatie van melkschapen en -geiten als de meest effectieve interventie om het risico op Q-koorts in Nederland te beperken. Deze maatregel blijft onverminderd van kracht, waardoor de kans op nieuwe Q-koortsbesmettingen gering is. De genoemde tankmelkmonitoring borgt dat eventuele nieuwe besmettingen snel worden opgespoord.
Op dit moment zijn er geen met Q-koorts besmette bedrijven in Nederland en is het aantal nieuwe patiënten per jaar terug op het niveau van vóór de Q-koortsepidemie.
Gemeenten winnen voorafgaand aan een indiening van een wijziging van een bestemmingsplan advies in bij verschillende organisaties. De inhoudelijke afweging over het verlenen van de benodigde omgevingsvergunning is een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Dit geldt ook voor de handhaving van meldingsplichtige bedrijven, dus de bedrijven die geen vergunning nodig hebben bij uitbreiding.
Ook een Milieu Effect Rapportage (MER) wordt daarbij betrokken, voor zover het gaat om activiteiten die MER-plichtig zijn. Als er een MER wordt gemaakt, worden hierin ook gezondheidsaspecten meegenomen.
De gemeente is daarnaast op basis van de wet Publieke Gezondheid gehouden om gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen te bewaken, bijvoorbeeld door de GGD om advies te vragen bij zaken die de gezondheid van inwoners kunnen raken.
De GGD adviseert de gemeente Gemert-Bakel gezien de specifieke situatie op dit moment deze vergunning nu niet te verlenen en het besluit uit te stellen over de vergunningaanvraag gezien de psychosociale problematiek die speelt, de risico’s van de cumulatieve geurbelasting, de zorgen over de controle en beheersbaarheid van hygiënemaatregelen en de nieuwe op korte termijn te verwachten onderzoeksuitkomsten VGO. Het gehele GGD-advies is te vinden op: https://www.gemert-bakel.nl/sites/default/files/UIT-17038421%20-%20gezondheidkundige%20beoordeling%20vergunningaanvraag%20geitenho....pdf). De Brabantse Zorgvuldigheidsscore is niet openbaar tot toekenning van de vergunning tot uitbreiding.
De gemeente is het bevoegde gezag ten aanzien van het beoordelen van vergunningaanvragen en (bij vergunningvrije bedrijven) meldingen voor uitbreiding. De rijksoverheid wordt hierover niet actief geïnformeerd en houdt daarover dus geen gegevens bij.
Wij onderschrijven het belang van een duurzame veehouderij, waarbij het belang van de volksgezondheid voorop staat. Hierbij verwijzen wij naar de geïntegreerde humaan-veterinaire risicoanalysestructuur voor de aanpak van zoönosen en de projecten aangaande de verduurzaming van de veehouderij. Wij zijn te allen tijde bereid om hierover in gesprek te gaan.
Zoals hiervoor reeds aangegeven is het Rijk echter niet het bevoegde gezag ten aanzien van het beoordelen van vergunningaanvragen voor uitbreiding, deze bevoegdheid ligt bij de gemeente. Het ruimtelijke beleid op dat terrein is eveneens een decentrale bevoegdheid van provincies en gemeenten. Gemeenten hebben daarnaast het instrument van de maatschappelijke dialoog tot hun beschikking (zie www.kennisplatformveehouderij.nl). Ondernemers hebben hierin ook een verantwoordelijkheid.
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de kabinetsreactie op de adviezen over Q-koorts, die heden aan uw Kamer is verstuurd.
Op 20 april jl. hebben de leden Futselaar en Marijnissen (beiden SP) vragen gesteld over het bericht dat melkgeitenhouders in opmars zijn. Vanwege de voor de beantwoording benodigde interdepartementale afstemming kunnen deze vragen niet binnen de gebruikelijke termijn van drie weken worden beantwoord. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.