Ingediend | 31 maart 2017 |
---|---|
Beantwoord | 8 mei 2017 (na 38 dagen) |
Indiener | Jasper van Dijk |
Beantwoord door | Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | bestuur organisatie en beleid parlement |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z04278.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-1761.html |
Het aanbieden van vervoer naar stemlokalen, door bijvoorbeeld politieke partijen of anderen, is in Nederland niet ongebruikelijk. Het is daarbij wel gebruikelijk dat het vervoer openstaat voor iedereen. Dat zowel het Ja-kamp als het Nee-kamp in het Algemeen Dagblad aangeven dat zij het vervoer speciaal voor hun eigen achterban hebben geregeld, is een bevestiging van de grote verdeeldheid in de Turks Nederlandse gemeenschap.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
Intimidatie en bedreiging zijn onaanvaardbaar. Als daar sprake van is, dan is het belangrijk dat mensen aangifte doen. Het aantal aangiftes in Nederland dat mogelijk in verband kan worden gebracht met interne Turkse aangelegenheden is, met uitzondering van de incidentele stijging rondom de couppoging vorig jaar zomer, redelijk stabiel. De politie handhaaft de openbare orde indien dit noodzakelijk is, zoals dat ook rond de stemlocaties voor het referendum is gebeurd.
Zie antwoord vraag 4.
Ja.
Intimidatie is onaanvaardbaar. Mensen moeten in vrijheid hun democratische rechten kunnen uitoefenen. Het aanbieden van busvervoer aan kiesgerechtigden exclusief voor bepaalde groepen valt binnen de wettelijke grenzen.
Het kabinet vindt het ongewenst dat buitenlandse overheden keuzes van Nederlandse burgers openlijk dan wel heimelijk proberen te beïnvloeden. Het kabinet is hierover altijd helder geweest naar de Turkse autoriteiten en treedt stevig en consequent op wanneer dergelijke beïnvloeding plaatsvindt. Het optreden van het kabinet eind vorig jaar naar aanleiding van berichten over rapportages die de attaché Religieuze Zaken van de Turkse ambassade in Nederland aan Ankara stuurde (over vermeende banden van Nederlandse organisaties en burgers met de Gülen-beweging), is hier een concreet voorbeeld van.
Het kabinet acht persvrijheid een zeer groot goed. Het is onacceptabel dat journalisten bedreigd worden in de uitoefening van hun werk. Het kabinet roept mensen die bedreigd worden op hiervan aangifte te doen bij de politie.
Het is van belang dat deze signalen serieus worden genomen en mensen die over de schreef gaan dit niet vrijblijvend kunnen doen.
De betreffende journalist heeft meerdere malen aangifte gedaan. De recherche heeft de zaak in onderzoek. In het belang hiervan kunnen er op dit moment geen mededelingen worden gedaan. Ook over eventuele maatregelen ter bescherming van de aangever doet de politie zoals gebruikelijk geen uitspraken.
Zie antwoord vraag 9.