Ingediend | 13 maart 2017 |
---|---|
Beantwoord | 27 maart 2017 (na 14 dagen) |
Indiener | Stientje van Veldhoven (D66) |
Beantwoord door | Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
Onderwerpen | economie organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z03662.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-1501.html |
Ja.
Het is mij bekend dat Vermilion Energy (hierna: Vermilion) gas wint vanuit een gaswinlocatie nabij Heerenveen. Vermilion is sinds 28 november 2012 in bezit van een omgevingsvergunning voor de inrichting Langezwaag-1 (kenmerk vergunning DGETM-EM/12362372). Vermilion is daarnaast sinds 17 september 2012 in het bezit van een besluit tot instemming met het winningsplan Langezwaag (kenmerk DGETM-EM/12316458). Dit winningsplan vormt nog steeds het vigerende winningsplan op basis waarvan winning door Vermilion uit het Langezwaag-gasveld toegestaan is.
Begin 2015 heeft Vermilion een wijziging van het winningsplan uit 2012 ingediend. In april van dat jaar heb ik uw Kamer bericht over de kabinetsreactie op het rapport «Aardbevingsrisico’s in Groningen» van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Ik heb toen aangegeven de Mijnbouwwet op een aantal punten aan te passen om onder meer de veiligheid beter te borgen. Dit betekende ook dat de eisen die aan een winningsplan worden gesteld en de procedure van instemming gewijzigd zouden worden. Hoe de wijzigingen precies vorm gegeven zouden worden was op dat moment echter nog niet duidelijk. Daarom heb ik op dat moment nog geen (instemmings)besluit genomen over het gewijzigde winningsplan Langezwaag. De productie van aardgas is daarmee echter niet opgeschort. De mijnbouwmaatschappij behield immers instemming met het vigerende winningsplan uit 2012.
Het in de vraag geschetste beeld is niet correct. Begin 2015 heeft Vermilion een wijziging van het winningsplan uit 2012 ingediend. Deze wijzigingen vloeien voort uit de eerste resultaten van de productie uit het gasveld. Het is niet ongebruikelijk dat gedurende de productie er meer gegevens van het veld bekend worden op basis waarvan melding is gemaakt van een extra boring en een gewijzigd winningsplan is ingediend. De boring die plaatsvond binnen de bestaande inrichting is volgens de daarvoor geldende procedures uit het Besluit algemene regels milieumijnbouw (Barmm) gemeld. Zie ook het antwoord op vraag 5.
In overleg met het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) heb ik TNO gevraagd in kaart te brengen of er aan de wijzigingen van het winningsplan dat door Vermilion was ingediend extra risico’s zaten. Ook is op basis van een door TNO uitgevoerde seismische risicoanalyse (het zogenoemde kleineveldenonderzoek, zie bijlage bij Kamerstuk 33 529, nr. 275) bekeken of de veiligheid in het geding is. Op grond van deze analyses kwam ik tot de conclusie dat er voor het gewijzigde winningsplan Langezwaag van 2015 geen directe aanleiding tot zorg bestond. Op basis van deze gegevens heb ik Vermilion per brief d.d. 29 juni 2016 laten weten dat de productie op basis van het vigerende winningsplan uit 2012 kon doorgaan, in afwachting van de behandeling van het gewijzigde winningsplan.
Het gas onder de wijk Skoatterwâld wordt gewonnen uit put LZG-2. De inspecteur-generaal der mijnen heeft een voornemen uitgesproken tot het opleggen van een last onder dwangsom voor het winnen van gas uit put LZG-03. De inspecteur-generaal der mijnen heeft op grond van artikel 127 van de Mijnbouwwet de taak om toezicht te houden op de naleving van de Mijnbouwwet.
Naast de procedure rond de last onder dwangsom voor put LZG-3, beoordeelt SodM tevens of er voor de gehele Langezwaag-winning sprake is van een geldig winningsplan.
De toezichthouder oordeelt onafhankelijk van mij of er sprake is van winning zonder vergunning en zo ja, welke consequenties daaraan verbonden worden. Ik heb de bevoegdheid in te grijpen op het moment dat er sprake is of dreigt van een ernstige aantasting van belangen (artikel 50 Mijnbouwwet). Het moet hier dan gaan om een acuut risico. Ik ben van mening dat hier geen sprake van is. Zie het antwoord op vraag 4.
Op grond van artikel 128a kan ik geen bijzondere aanwijzing geven ten aanzien van de wijze waarop de inspecteur-generaal der mijnen een specifiek onderzoek verricht.