Ingediend | 27 februari 2017 |
---|---|
Beantwoord | 18 april 2017 (na 50 dagen) |
Indiener | Renske Leijten |
Beantwoord door | Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z03345.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-1641.html |
Zoals ik eerder aan de Kamer heb gemeld, beschrijft het nieuwe kwaliteitskader waar goede verpleeghuiszorg aan moet voldoen. Het Zorginstituut heeft het kwaliteitskader verpleeghuiszorg opgenomen als kwaliteitsstandaard in haar register. Ik vind het van groot belang dat nu voor het eerst een alomvattend kwaliteitskader voor de gehele sector vast is gesteld. Niet alleen wordt hiermee de lat voor goede kwaliteit van zorg en leven hoger gelegd: ook is nu voor iedereen duidelijk aan welke normen moet worden voldaan en waarop een ieder mag rekenen. Ik sta dus nog steeds ten volle achter mijn standpunt.
Zie antwoord vraag 1.
De Kwaliteitsraad van het Zorginstituut heeft een nadere toelichting op het hoofdstuk over de personeelssamenstelling gemaakt. Hierin worden de vragen die u stelt door de Kwaliteitsraad beantwoord. U kunt deze toelichting vinden op de website van het Zorginstituut; https://www.zorginstituutnederland.nl/werkagenda/publicaties/publicatie/2017/01/13/kwaliteitskader-verpleeghuiszorg.
Zie antwoord vraag 3.
De inzet van personeel moet worden afgestemd op de zorgvraag van bewoners. Dat beogen de normen van het kwaliteitskader. Dat garandeert dat voor bepaalde handelingen een professional zal worden ingezet, omdat de zorgvraag van een bewoner dat vraagt. In het algemeen kunnen mantelzorgers en vrijwilligers een belangrijke rol spelen in de zorg, omdat zij voor de kwaliteit van leven van bewoners belangrijk zijn.
Zie hiervoor het antwoord op vraag 3 en 4.
Vaste teams en vaste gezichten zijn belangrijke voorwaarden voor goede zorg. Er kunnen altijd omstandigheden zijn waarin «nieuwe gezichten» zoals tijdelijke zorgverleners of uitzendkrachten nodig zijn. Ook stagiaires werken slechts tijdelijk op de groep. Het kwaliteitskader betekent wel dat zij zich eerst moeten verdiepen in de bewonersgroep voordat zij daadwerkelijk zorg gaan verlenen.
Bij de zorgaanbieders die deelnemen aan Waardigheid en Trots zien we goede voorbeelden van werkwijzen en instrumenten om dat te vergemakkelijken.
Zie hiervoor het antwoord op vraag 3 en 4.
Het kwaliteitskader geeft aan dat de personele inzet moet worden afgestemd op de zorgvraag van bewoners. Dat vereist in het ene geval verpleegkundige inzet, maar dat hoeft niet altijd. Wanneer de verpleegkundige een team op een goede manier kan coachen, is haar aanwezigheid niet voortdurend nodig.
Voor de weekenden en de vakantieperiodes gelden de tijdelijke normen uit het kwaliteitskader weldegelijk. Aparte normen hiervoor formuleren is niet wenselijk. De normen geven geen specifieke invulling aan de benodigde inzet in de nacht. Het is aan de verpleeghuisorganisaties om in het kwaliteitsplan te beschrijven hoe zij in hun situatie de personeelssamenstelling in de nacht invullen. Daarbij is uiteraard van belang welke inzet voor de betreffende cliënten nodig is en welke andere faciliteiten de organisatie inzet (zoals bijvoorbeeld domotica). De bezetting in de nacht maakt onderdeel uit van de opdracht aan de sector om een lokale context-gebonden norm te ontwikkelen.
Voorzieningen waaraan gedacht wordt bij aanvullende voorzieningen die 24/7 beschikbaar zijn voor (on) geplande zorg, vragen of toenemende complexiteit zijn het opschalen van personeel, zoals het inzetten van mobiele teams, het inroepen van specialisten ouderengeneeskunde, overleg met medisch specialist of gedragsdeskundige, tijdelijke overplaatsing van een cliënt naar een andere afdeling in dezelfde zorgorganisatie, het inschakelen van het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) en het in gang zetten van meerzorg.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft het kwaliteitskader vertaald naar haar nieuwe toetsingskader. Vanaf 13 maart 2017 gebruikt de IGZ het nieuwe toetsingskader voor het toezicht op de ouderenzorg en gehandicaptenzorg (http://igz.nl/onderwerpen/verpleging-en-langdurige-zorg/verpleegzorg_voor_ouderen). De opdracht aan zorginstellingen is dat zij, met inachtneming van de minimumnormen uit het kwaliteitskader, zelf keuzes maken en sturing geven aan hun kwaliteitsbeleid en de personeelsbezetting die daarbij hoort. De zorg moet veilig zijn én persoonsgericht, beide elementen wegen even zwaar. De drie pijlers van het toetsingskader zijn: persoonsgerichte zorg, deskundigheid van medewerkers en hoe leidinggevenden ervoor zorgen dat medewerkers goede en veilige zorg kunnen leveren. Zorgaanbieders hebben tijd nodig om te voldoen aan de nieuwe normen binnen het Kwaliteitskader, waaronder de norm voor personeelssamenstelling. De IGZ zal hiermee rekening houden bij haar handhaving. Mocht de IGZ in de zorg een groot (acuut) risico op schade voor cliënten constateren, dan grijpt de IGZ in. De inspectie kan daarbij een maatregel opleggen als zij oordeelt dat de zorg onvoldoende is. Voor de IGZ is de context bepalend voor de inzet van handhavingsmaatregelen.
Zie antwoord vraag 12.
Het Zorginstituut bedoelt dat er rekening gehouden kan worden met regionale verschillen bijvoorbeeld in infrastructuur zoals bereikbaarheid en gebouwen, arbeidsmarkt, bevolkingskenmerken en verschillen in de bevolking zoals bevolkingsdichtheid en sociaal economische status. Met het kader wil het Zorginstituut stimuleren dat organisaties met en van elkaar leren en dat kan in veel gevallen goed in regionaal verband gebeuren.
Gebrek aan heldere definities is niet de oorzaak van het feit dat in de zorg zelf geen personeelsnormen zijn ontwikkeld. In navolging van verschillende eerdere studies heeft ook de Kwaliteitsraad van het Zorginstituut in het kwaliteitskader geoordeeld dat landelijke normen geen recht doen aan de grote diversiteit van cliëntgroepen die verpleegzorg ontvangen en de verschillende omgevingen waarin verpleegzorg wordt geleverd. Op 5 februari 2017 heb ik de aanpak «Deskundig zorgpersoneel: Leren en ontwikkelen» aan uw Kamer gestuurd. In het rapport van Dageraad Advies dat daarbij is gevoegd, staan voorbeelden van zorgaanbieders die goede kwaliteit van zorg leveren met verschillende personele samenstellingen. Er zijn dus wel degelijk zorgaanbieders die heldere kaders hebben voor hun personele samenstelling wat leidt tot goede zorg.
Op 15 december 2016 is het concept Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg, door de Kwaliteitsraad ter consultatie aangeboden aan ZN, VWS, IGZ, Verenso, V&VN, LOC, Actiz, BTN en Patiëntenfederatie Nederland. Op de website van het Zorginstituut worden in hoofdlijnen de reacties van deze partijen weergegeven en hoe deze in het kwaliteitskader zijn verwerkt. Ook wordt hier een toelichting gegeven over de opmerkingen die niet zijn verwerkt in de definitieve versie van het Kwaliteitskader met daarbij de argumenten van de Kwaliteitsraad voor dit besluit. Zelf heb ik van deze partijen vernomen dat zij zich kunnen vinden in het kwaliteitskader.
Het kader bevat opdrachten aan de sector met bijbehorend tijdspad. Voor de sturing op de uitvoering van deze opdrachten heeft het Zorginstituut een stuurgroep opgericht, bestaande uit vertegenwoordigers van de relevante sectorpartijen, inclusief cliënten en zorgkantoren. Zoals in het kwaliteitskader verwoord staat zal de stuurgroep de uitvoering van de opdrachten voor de sector ondersteunen en bewaken.
In deze stuurgroep zitten, Verenso, V&VN, LOC, Patiëntenfederatie Nederland, Actiz, BTN en ZN. Het Zorginstituut zit de stuurgroep voor totdat de sector dit zelf overneemt. De stuurgroep is voor het eerst samengekomen in maart 2017. Het is aan deze partijen zelf wie zij afvaardigen om deel te nemen aan de stuurgroep. De uitkomsten van de stuurgroep komen op de website van het Zorginstituut te staan.
Zie antwoord vraag 17.
Zie antwoord vraag 17.
In mijn brieven van 5 oktober 2016 (Kamerstuk 31 765, nr. 235) en 10 oktober 2016 (Kamerstuk 31 765, nr. 236) heb ik u geïnformeerd over het feit dat de sectorpartijen niet tot een door ieder gedragen voorstel voor een kwaliteitskader zijn gekomen.
Zie hiervoor het antwoord op vraag 16.
De Kwaliteitsraad heeft bij de totstandkoming van het kwaliteitskader onder andere gesproken met de bestuurders van ZN, Verenso, V&VN, LOC, Actiz, BTN en Patiëntenfederatie Nederland. De regie en keuze over hoe de Kwaliteitsraad aan informatievergaring heeft gedaan was aan hen.
Het is de bevoegdheid van het Zorginstituut een Kwaliteitsraad in te richten. De Kwaliteitsraad bestaat uit negen leden die op persoonlijke titel zijn benoemd vanuit de volle breedte van het zorgveld: langdurige zorg, ouderenzorg, ziekenhuiszorg, eerstelijnszorg, geestelijke gezondheidszorg en verpleegkundige zorg. Ook het perspectief van de cliënt, de methodologie en het meten en beschrijven van de kwaliteit van zorg, zijn als specifieke kennisgebieden benoemd en hebben een stem in de Kwaliteitsraad.
De Kwaliteitsraad heeft er voor gekozen uit zijn midden een tijdelijke commissie te vormen van zes leden te weten Jan Kremer, Niek de Wit, Henk Nies, Niek Klazinga, Petrie Roodbol en Sophia de Rooij. Er zijn verschillende externe deskundigen ingezet in de analysefase en tijdens het vervolgproces. Meer informatie hierover kunt u vinden op de website van het Zorginstituut.
In het kwaliteitskader worden de verschillende bronnen benoemd in de voetnoten en bronvermelding.
Jazeker. Er is door de Universiteit Maastricht een wetenschappelijke studie verricht die aantoont dat er géén wetenschappelijk bewijs is voor de relatie tussen de inzet van meer of hoger opgeleid personeel en de kwaliteit van zorg in de verpleeghuizen.
De Kwaliteitsraad heeft verschillende relevante partijen, experts, belanghebbenden en zorgverleners geraadpleegd bij de totstandkoming van het kwaliteitskader. De regie hiervoor lag bij de Kwaliteitsraad.
Het concept kwaliteitskader is ter consultatie aangeboden aan ZN, Verenso, V&VN, LOC, Actiz, BTN, VWS, IGZ en Patiëntenfederatie Nederland. Daarnaast is het concept kwaliteitskader aan verschillende externe deskundigen voorgelegd. Op de website van het Zorginstituut worden in hoofdlijnen de reacties van deze externe deskundigen weergegeven en hoe deze in het kwaliteitskader zijn verwerkt. Ook wordt hier een toelichting gegeven over de opmerkingen die niet zijn verwerkt in de definitieve versie van het kwaliteitskader met daarbij de argumenten van de Kwaliteitsraad voor dit besluit.
In andere deelsectoren, zoals onder andere de gehandicaptenzorg is een eigen kwaliteitskader in ontwikkeling. Daarnaast is in het kwaliteitskader Verpleeghuiszorg aangekondigd dat de sector wordt opgeroepen om in 2017 op basis van dit kwaliteitskader een vertaalslag te maken en de kwaliteitsnormen voor «extramurale» verpleeghuiszorg nader uit te werken.
Het in beeld brengen van cliëntervaringen is een vereiste vanuit het kwaliteitskader. Deze informatie kan onder andere gebruikt worden voor verbetering en voor keuze informatie voor (potentiële) cliënten. Met binnen de gegevens kaders wordt bedoeld de gegeven kaders van wetgeving zoals de Wet langdurige Zorg.
Kwaliteit komt tot stand in de relatie tussen cliënt en zorgverlener. Zorgverleners hebben de meeste kennis over het verbeteren van kwaliteit en dat moet serieus genomen worden. Daarnaast zal leren en verbeteren en continue reflectie ook grotendeels plaatsvinden binnen de relatie tussen de cliënt en de zorgverlener. Door betrokken te zijn bij het maken van het kwaliteitsplan en kwaliteitsverslag werken zorgverleners op een cyclische en ontwikkelingsgerichte wijze mee aan de verbetering. De betrokkenheid kan op veel verschillende manieren worden georganiseerd, bijvoorbeeld via bijeenkomsten, via medezeggenschaporganen zoals de VAR of via teambesprekingen. Organisaties kunnen kiezen voor de manier die bij hen past.
Verpleeghuizen werken vaak al met een kwaliteitsmanagementsysteem. Het is een hulpmiddel om systematisch kwaliteit inzichtelijk te maken, persoonsgerichte zorg en veiligheid van zorg te borgen en daarvan te leren. Aanbieders kunnen dit hulpmiddel voor zichzelf ontwikkelen of een beschikbaar systeem kiezen dat bij hen past.
Met dit kwaliteitskader is het niet noodzakelijk om als aanbieder een keurmerk te hebben. Het staat de aanbieder vrij voor een keurmerk te kiezen. Indien een keurmerk gekozen wordt dan moet dit keurmerk in lijn met het kwaliteitskader zijn.
Nee. Het kwaliteitskader vraagt om gebruik te maken van een (erkend) kwaliteitsmanagementsysteem. Dat is wat anders dan een keurmerk. Bovendien zijn er tijdelijke minimumnormen voor personeelsamenstelling opgenomen die recht doen aan de grote diversiteit van cliëntgroepen en omgevingen waarin verpleegzorg wordt geleverd.
De € 100 miljoen is bedoeld voor de verpleeghuizen waar verbetering van kwaliteit het hardste nodig is. Dit geld is daarmee een steun in de rug voor bewoners, hun naasten en medewerkers. In mijn brief van 13 januari 2017 (Kamerstuk 31 765, nr. 261) over het kwaliteitskader en meer recent die van 31 maart jl. heb ik u geïnformeerd over hoe de middelen worden ingezet. Zo is onder andere de betrokkenheid van de cliëntenraad en personeelsvertegenwoordiging een belangrijke voorwaarde. Dit geeft mij voldoende vertrouwen dat het geld daadwerkelijk op de werkvloer terechtkomt.
Ik verwijs naar mijn brief van 13 januari 2017 (Kamerstuk 31 765, nr. 261). Het manifest roept op om vast te stellen «hoeveel zorgpersoneel nodig is om complete zorg te leveren». Tevens stelt het manifest «Hanteer totdat deze norm is vastgesteld als vuistregel: minimaal bevoegde en bekwame zorgmedewerkers op een groep van maximaal acht bewoners.» Het Zorginstituut stelt, net zoals het veld, dat de personeelsbezetting groeps- en contextgebonden moet zijn. Zorgzwaarte en de omgeving waarin de verpleeghuiszorg wordt gerealiseerd is immers in hoge mate bepalend voor de personeelsinzet. Mensen met dementie, de ziekte van Huntington, niet-aangeboren hersenletsel of een somatisch probleem hebben verschillende zorgbehoeftes en daarmee een andere inzet van personeel nodig. Tegelijk is in het kwaliteitskader een aantal minimumnormen opgenomen. Hiermee is een balans gevonden tussen noodzakelijke ruimte voor differentiatie en de noodzaak tot minimumnormen.
De vragen van het Kamerlid Leijten (SP) over het kwaliteitskader «Verpleeghuiszorg, samen leren en verbeteren» (2017Z03345) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.