Ingediend | 20 februari 2017 |
---|---|
Beantwoord | 21 februari 2017 (na 1 dagen) |
Indieners | Emile Roemer , Jesse Klaver (GL), Alexander Pechtold (D66) |
Beantwoord door | Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
Onderwerpen | bestuur parlement |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z02784.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-1243.html |
Ambtenaren moeten zich veilig weten om onbelast informatie met elkaar te delen. Mails van individuele ambtenaren worden daarom in beginsel niet verstrekt. Hetzelfde geldt voor namen en/of functieaanduidingen van individuele ambtenaren. Dit algemene uitgangspunt is wezenlijk voor de functievervulling van ambtenaren. Zoals in de beantwoording van de kamervragen van 15 februari jl. reeds is toegelicht, is verstrekking van ambtelijke mails niet verenigbaar met het wezenlijke belang dat is gemoeid met een goede besluitvorming die wordt gediend door de vertrouwelijkheid van een vrije en open gedachtewisseling. Voorts is verlening van inzage niet verenigbaar met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van medewerkers.
Wel is het mogelijk inlichtingen te geven over de zakelijke inhoud van ambtelijke mails. In de antwoorden van 15 februari jl. is toegelicht wat de strekking was van de begeleidende mail en hoe binnen AZ met de mail en bijlage is omgegaan; zoals in de antwoorden van 15 februari jl. samengevat, hebben de AZ-ambtenaren zich simpelweg niet beziggehouden met de mail en de bijlage, noch op zondagavond 8 maart, noch daarna.
In de hele omgang binnen Algemene Zaken met dit dossier is deze mail en de bijlage op geen moment onderwerp van bestudering, afweging, reactie of afhandeling geweest, noch is de mail, de bijlage en/of de inhoud ervan onderling of met mij besproken. Op maandag 9 maart 2015 is Algemene Zaken aan de slag gegaan met de gevolgen van de vondst van het bonnetje, te weten het vertrek van de twee bewindspersonen. Toen de melding op maandagochtend kwam dat het bonnetje gevonden was, heeft niemand bij AZ meer omgezien naar inmiddels verouderde concepten. Geen van de betrokkenen herinnert zich de bijlage op enig moment gelezen te hebben. Pas na de vraag van de heer Haan op 23 januari van dit jaar, is gebleken dat de mail met bijlage inderdaad op 8 maart 2015 ontvangen was bij AZ.
De strekking van de begeleidende email en de omgang binnen AZ met de mail en bijlage zijn in mijn antwoorden van 15 februari jl. toegelicht. Deze informatie werd aangetroffen naar aanleiding van de vraag van de heer Haan op 23 januari 2017. Gelet op die verstrekte toelichting ben ik bij de afweging van belangen die u in uw vraag aanhaalt, tot de conclusie gekomen dat er geen grond is om af te wijken van de algemene stelregel dat voor mailverkeer tussen ambtenaren in beginsel de veiligheid van vertrouwelijkheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer gelden.
De achtergronden voor de kabinetslijn in deze zijn uiteengezet in een brief van de Minister van BZK aan de Tweede Kamer van 25 april 2016. Deze houdt in zijn algemeenheid in dat, om tot een goede en verantwoorde besluitvorming te kunnen komen, het essentieel is dat medewerkers in een beschermde en veilige werkomgeving opvattingen kunnen delen.
De commissie Oosting beschikte over de e-mail en bijlage die op 8 maart 2015 door VenJ aan de raadadviseur van AZ is verzonden. Zoals hierboven toegelicht is bij Algemene Zaken pas na de vraag van de heer Haan op 23 januari van dit jaar gebleken dat de e-mail en bijlage aan AZ verstuurd was en intern doorgezonden.
Voor uw vraag over verstrekking van de e-mail en bijlage aan de Kamer verwijs ik u naar mijn antwoorden hierboven onder 1 en 2.
De op 15 februari jl. verzonden antwoorden op vragen van de Tweede Kamer zijn inderdaad mede gebaseerd op onderzoek door de ICT-afdeling van het ministerie. Zoals hierboven onder 1 al aangehaald is, herinnert geen van de betrokken zich de bijlage op enig moment gelezen te hebben. Of de bijlage destijds wel geopend is, is voor de ICT-afdeling niet te zien in de back ups.
Voor de hand liggend is dat de mail en bijlage is doorgezonden om deze bij gelegenheid te lezen, bijvoorbeeld omdat een bijlage lastiger te lezen is op een iPhone en/of omdat het mailsysteem van Algemene Zaken niet volledig bruikbaar was voor betreffende medewerker. Betreffende medewerker zelf meent zich te herinneren dat het laatste het geval was. In de privémailbox van de medewerker is terug te vinden dat de mail ontvangen is, maar dat het niet van verdere doorzending of reactie is gekomen. Ook voor deze medewerker geldt dat deze simpelweg niet inhoudelijk is bezig geweest met de mail en de bijlage, noch op de zondagavond noch op enig moment daarna. De medewerker herinnert zich evenmin de bijlage op enig moment gelezen te hebben.
Voor uw vraag over de functie van betrokken ambtenaar en de commissie Oosting verwijs ik u naar mijn antwoorden onder respectievelijk 1 en 3.
Een medewerker van Algemene Zaken heeft op 6 februari jl. het Ministerie van Veiligheid en Justitie bezocht om andermaal vast te stellen dat VenJ daadwerkelijk op 8 maart 2015 een mail met bijlage aan AZ heeft verstuurd en om andermaal vast te stellen dat deze aan de commissie Oosting is verstrekt. De medewerker van AZ heeft een kopie ontvangen van de mail die op 8 maart 2015 door VenJ aan AZ is verstuurd.
Deze medewerker heeft voorts gedubbelcheckt of er bij VenJ ooit reactie op de mail met bijlage is binnengekomen vanuit AZ. De medewerkers van AZ hadden eerder reeds te kennen gegeven nooit een reactie gegeven te hebben. Ook uit onderzoek door de ICT-afdeling van AZ bleek niets van een reactie. Volledigheidshalve is dit nogmaals nagezocht op 6 februari jl. Andermaal bleek niets van enige reactie vanuit AZ op de mail van 8 maart 2015.
In december 2015 concludeerde ik in de Kamer dat er op geen enkel moment een beleid geweest is dat gericht was op het niet boven water krijgen van alle feiten. Daar sta ik nog steeds achter.
Dat laat onverlet dat in dit dossier heel veel is misgegaan. Terecht trok de commissie Oosting die conclusie. Het heeft ontbroken aan een duidelijke, eenduidige en krachtige regie, een goede coördinatie en een goede informatie-uitwisseling. Niet voor niets heb ik in het debat van 16 december 2015 ten aanzien van mijn rol in het dossier als een van de lessen geformuleerd dat ik veel actiever op de bal had moeten zitten.
Zoals ik in dat debat in de Kamer zei: «De zaak bleef sudderen en ik had een extra poging moeten doen om dingen boven tafel te krijgen.» Die les heb ik getrokken en geleerd. Ik betreur tot op de dag van vandaag dat ik hier destijds geen andere keuze in heb gemaakt. Maar om dat feit kan ik niet heen. En ja, de rekening daarvoor ís hoog. Ook dat is een feit.
Ja.