Ingediend | 31 januari 2017 |
---|---|
Beantwoord | 22 maart 2017 (na 50 dagen) |
Indiener | Michiel van Nispen |
Beantwoord door | Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z01365.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-1469.html |
Wanneer mensen geen andere uitweg meer zien dan een einde aan hun leven maken, is dit altijd zeer tragisch. Voor de betreffende persoon zelf, maar ook voor de nabestaanden. Dat is nu uiteraard niet anders.
De wijze waarop het Openbaar Ministerie de hulp van het publiek inroept ten behoeve van het opsporen van een (onbekende) verdachte is geregeld in de Aanwijzing opsporingsberichtgeving2. Publicatie van beelden is toegestaan bij strafbare feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Bij inzet van het middel worden de belangen van opsporing en vervolging afgewogen tegen de inbreuk die deze inzet maakt op de persoonlijke levenssfeer van de op te sporen persoon. De ernst van het delict, de omstandigheden waaronder het delict is gepleegd, de mogelijkheden om het delict op te helderen met inzet van minder ingrijpende opsporingsmiddelen en de kans op succes spelen daarbij een rol. Tevens wordt daarbij meegewogen dat de beelden door derden verder verspreid kunnen worden buiten de kanalen van politie en justitie om.
Het internet biedt veel mogelijkheden om informatie te verspreiden buiten de controle van degene die de informatie in eerste instantie heeft geplaatst. Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven wordt dit door politie en OM eveneens meegewogen bij de beslissing beelden te publiceren. Nadat een verdachte is geïdentificeerd, worden de beelden die door of onder regie van politie en OM zijn gepubliceerd zo spoedig mogelijk verwijderd. Dat is ook in dit geval gebeurd. Met betrekking tot door derden verder verspreide beelden zijn de mogelijkheden tot verwijdering beperkt, met name als die verdere verspreiding niet door middel van links naar de vrijgegeven beelden plaatsvindt maar door middel van door derden zelf gedownloade beelden.
Bij de inzet van opsporingsberichtgeving worden in alle zaken de belangen van proportionaliteit en subsidiariteit gewogen. De ondergrens voor inzet ligt bij misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Juist in zaken die dichter bij de ondergrens liggen wordt nadrukkelijker bezien of de inzet van het middel en de inbreuk die erdoor wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene in de gegeven omstandigheden proportioneel is. Deze omstandigheden kunnen gelegen zijn in de situatie waaronder het delict is gepleegd en de persoon van het slachtoffer. Daarnaast wordt altijd meegewogen welke inspanningen al zijn verricht om het delict op te helderen en of minder ingrijpende mogelijkheden resteren om het delict op te lossen.
De criteria en voorwaarden voor inzet van opsporingsberichtgeving worden op dit moment in het kader van de actualisering van de Aanwijzing opsporingsberichtgeving al opnieuw bezien. Daarin worden alle ervaringen met de inzet van opsporingsberichtgeving meegenomen. Aanvullend op de aanwijzing wordt ook een instructie voor het OM opgesteld waarin nader wordt ingegaan op de te maken afwegingen en het te hanteren beleidskader. De vernieuwde aanwijzing en de instructie zullen naar verwachting voor de zomer 2017 in werking treden.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Nispen (SP) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het herkenbaar uitzenden van beelden ten behoeve van de opsporing (ingezonden 31 januari 2017) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.