Ingediend | 25 januari 2017 |
---|---|
Beantwoord | 16 februari 2017 (na 22 dagen) |
Indiener | Jasper van Dijk |
Beantwoord door | Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
Onderwerpen | onderwijs en wetenschap organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z01075.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-1215.html |
Het onderzoek van de AOb laat zien dat leraren veel uren werken en bepaalde werkzaamheden als zwaar ervaren. Samen met de AOb maak ik mij zorgen over het grote aantal leraren dat aangeeft dat de werkdruk heel hoog is en om die reden zelfs uitvalt. Er gebeurt gelukkig ook al heel veel om de werkdruk te verlagen. Maar de oplossing is niet eenvoudig. Werkdruk kent veel oorzaken. Zie ook vraag 4.
Nee, ik deel deze mening niet. In mijn reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer «Kunnen basisscholen passend onderwijs aan?» heb ik al eerder mijn standpunt weergegeven dat besturen, mits zij de juiste keuzes maken en anticiperen op ontwikkelingen met financiële consequenties, uit kunnen komen met de beschikbare middelen en goed onderwijs kunnen leveren.3 De Algemene Rekenkamer constateerde een jaar later ook dat het financiële beeld van het voortgezet onderwijs ook niet ongunstig is.4 Ik heb daarbij onderkend dat alertheid geboden was. Mede met het oog daarop heeft het kabinet, ondanks de eerdere economische tegenwind, sindsdien per saldo verder geïnvesteerd in het primair en voortgezet onderwijs. Besturen hebben er mede door de investeringen van de afgelopen jaren voor gezorgd dat scholen een solide financiële basis hebben.5 Ik word door deze ontwikkelingen gesterkt in mijn overtuiging dat besturen met de huidige bekostiging tot goed onderwijs kunnen komen.
Het is zorgelijk dat zoveel leraren aangeven dat zij gemiddeld 47 uur per week werken. Het zijn vooral de extra (vaak administratieve) taken die volgens het onderzoek van de AOb leiden tot een hoge werkdruk en niet het lesgeven zelf. Dit blijkt ook uit eerder onderzoek van CNV Onderwijs naar werkdruk.6
Uit internationaal onderzoek, uitgevoerd in 2013, bleek dat een gemiddelde werkweek van een Nederlandse leraar in de onderbouw van het voortgezet onderwijs met een voltijdbaan (≥ 0,9 fte) toen redelijk overeenkwam met het aantal uren dat in de cao VO is afgesproken (circa 42 uur).7
In deze kabinetsperiode is er veel gedaan. In het Nationaal Onderwijsakkoord heb ik met de Stichting van het Onderwijs afspraken gemaakt over het verlagen van de werk- en regeldruk. We hebben dat vertaald in een Regeldrukagenda en zijn druk bezig met het uitvoeren van de afspraken uit deze agenda, samen met de sociale partners. Over de voortgang van de Regeldrukagenda heb ik u begin december geïnformeerd.8
Begin dit jaar ben ik met enkele scholen begonnen aan de «Operatie regels ruimen». Hierin gaan scholen aan de slag om onnodige administratie en taken te schrappen en zo efficiënter met het begrip «tijd» om te gaan. Voor de zomer komt hier materiaal van beschikbaar dat via www.leraar.nl wordt gedeeld met andere scholen.
De inspectie is gestart met een groot communicatietraject. Dit heeft inmiddels al tot goede resultaten geleid. Op de website van de AOb stond eind januari 2017 een mooi voorbeeld van de Christelijke Onderwijsgroep Drenthe (COG). Op alle 18 basisscholen van dit bestuur wordt op advies van een inspecteur veel minder administratie bijgehouden en alleen het hoognodige opgeschreven over de zorg rondom leerlingen. Dit is gebeurd op initiatief van enkele leraren na een gesprek met de inspectie. Het werkt dus wanneer leraren binnen hun school vaker de «waarom» vraag stellen: waarom doe ik dit en wat levert het me op? En als die vraag niet goed beantwoord kan worden door de schoolleider of het bestuur, kan de keuze gemaakt worden iets niet of anders te doen.
Ook het Vervangingsfonds ondersteunt scholen en leraren om de stijgende tendens ten aanzien van de ervaren werkdruk (en werkstress) in het primair onderwijs te doorbreken.
Het ziekteverzuim in het primair en voortgezet onderwijs laat al een aantal jaren een stabiel beeld zien. In het primair onderwijs was dit in 2015 rond de 6 procent en in het voortgezet onderwijs circa 5 procent. Het aantal (vervangings)vacatures als gevolg van ziekte is dus niet toegenomen. Dit neemt echter niet weg dat het essentieel is dat schoolbesturen met goed HRM-beleid het ziekteverzuim verder naar beneden brengen.
Het is belangrijk dat leraren zich in voldoende mate gesteund voelen in hun werk en voldoende tijd en aandacht kunnen besteden aan hun hoofdtaken. De leraar is immers de spil van ons onderwijs en absoluut onmisbaar. De oplossing voor de ervaren hoge werkdruk is niet eenvoudig en maar beperkt te beïnvloeden door landelijk beleid. Aandacht voor de werkdruk die een leraar ervaart, is in de eerste plaats een zaak van de leraar en diens leidinggevende. Een onevenredig hoge werkdruk kan immers heel veel oorzaken hebben en in het gesprek met de leidinggevende moet gezocht worden naar oplossingen. Verder is de afgelopen jaren ook flink geïnvesteerd in het onderwijs (zie vraag 2).
Zoals in het antwoord op vraag 5 is aangegeven, is het in de eerste plaats een zaak van de leraar en diens leidinggevende om samen oplossingen te vinden voor een te hoge werkdruk. In de situatie van Denise Hupkens is dat helaas niet gelukt. Overigens heeft de rechter Denise Hupkens in het ongelijk gesteld. De rechter heeft bepaald dat het schoolbestuur correct heeft gehandeld. Het taakbeleid van de school is goedgekeurd door de medezeggenschapsraad en past binnen de contouren die de cao schetst.
Werkdruk ligt niet (alleen) aan de groepsgrootte. Sommige groepen van 16 leerlingen zijn pittiger dan sommige groepen van 30 leerlingen. Ik ben geen voorstander van een generieke maatregel om de klassen te verkleinen. Scholen en besturen delen groepen in. Er kan gekozen worden voor kleine groepen, maar er kan ook voor gekozen worden om de groepen wat groter te houden zodat er geld en/of ruimte in de formatie over is voor het inzetten van ander personeel. Er zijn schoolbesturen die vanuit hun onderwijsvisie werken met grotere klassen waar meerdere docenten of een docent met een onderwijsassistent voor de klas staan.
De brief met de uitwerking van de motie «meer tijd voor onderwijsverbetering» wordt eind februari naar uw Kamer gestuurd.
Zie vraag 4.
Het onderwijs is geen onaantrekkelijke sector. Veel leraren gaan met plezier naar hun werk. Uit de hbo-monitor van het ROA die kort geleden is verschenen, blijkt dat 87 procent van de afgestudeerden van de lerarenopleiding achteraf weer de keuze voor de opleiding zou hebben gemaakt.10 Daarmee scoort de sector onderwijs het hoogst van alle sectoren binnen het hbo.
Maar ook het onderzoek van de AOb laat zien dat veel leraren met plezier naar hun werk gaan. Dat neemt niet weg dat ik de signalen over hoge werkdruk wel degelijk serieus neem. Ze moet echter wel in perspectief worden geplaatst. Er zijn zaken die verbeterd kunnen worden. Daar wordt ook volop aan gewerkt, zoals u onder andere kunt lezen in de antwoorden bij vraag 4.