Ingediend | 16 januari 2017 |
---|---|
Beantwoord | 14 februari 2017 (na 29 dagen) |
Indiener | Amma Asante (PvdA) |
Beantwoord door | Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
Onderwerpen | hoger onderwijs onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z00383.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-1196.html |
Ja, ik heb hier kennis van genomen. Ik vind het zeer ongewenst wanneer kandidaat-studenten de noodzaak ervaren gebruik te moeten maken van dergelijke commerciële stoomcursussen. De voorbereiding van kandidaat-studenten op een selectieprocedure is immers een verantwoordelijkheid van het onderwijs zelf. Hierbij is het van belang dat voortgezet onderwijs of de mbo-instelling de kandidaat-studenten stimuleert en ondersteunt in hun voorbereiding op de selectieprocedure, bijvoorbeeld als onderdeel van hun LOB (Loopbaanoriëntatie en -begeleiding). Hogescholen en universiteiten dienen op hun beurt kandidaat-studenten tijdig en transparant te informeren over de inhoud van de selectieprocedure. Gezamenlijk moet het onderwijs zich als taak stellen de commerciële stoomcursussen overbodig te maken.
Enkel wanneer het onderwijs er onvoldoende in zou slagen dergelijke stoomcursussen overbodig te maken, zouden cursussen bij kunnen dragen aan een vergroting van kansenongelijkheid. Ik heb in de afgelopen periode ingezet op verbetering van de loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) en zal mij daar ook in de toekomst voor inzetten, zoals ik u heb geschetst in mijn brief van 28 september 20162. Daarnaast zijn de keuzedelen in het mbo ingevoerd, waardoor mbo-instellingen keuzedelen kunnen aanbieden, gericht op doorstroom naar het hbo. Ook wordt op dit moment gewerkt aan een verbetering van de studiekeuze-informatie. Ik zie daarnaast goede initiatieven hoe het onderwijs verder invulling geeft aan de voorbereiding op een selectieprocedure. Zo organiseert de Erasmus Universiteit Rotterdam gratis bijeenkomsten ter voorbereiding op de decentrale selectie waardoor stoomcursussen overbodig worden gemaakt. Ik vind dit een positieve ontwikkeling.
U verwijst in uw vraag naar de Staat van het Onderwijs uit 2015, waarin een stijgende trend van het gebruik van selectie tot en met 2014 is gepresenteerd. Het doet mij deugd u te kunnen melden dat zich in de afgelopen periode een trendbreuk heeft voorgedaan. Twee jaar geleden waren er nog 199 bacheloropleidingen die een numerus fixus hanteerden. Dit aantal is gedaald naar 91 bacheloropleidingen voor studiejaar 2017–2018.
Wanneer de opleiding bijvoorbeeld een specifiek talent vereist of wanneer het aantal onderwijsplaatsen beperkt is, is het hanteren van selectie geoorloofd. Ook bij selectieve opleidingen heeft het onderwijs een gezamenlijke verantwoordelijkheid gelijke kansen te borgen. University College Rotterdam geeft hier bijvoorbeeld invulling aan door zich, samen met scholen die relatief veel leerlingen hebben van wie de ouders niet in het hoger onderwijs hebben gestudeerd, in te zetten om meer eerste generatie studenten te bereiken.
Door de versterking van de LOB, de introductie van de (doorstroom)keuzedelen in het mbo en de verschillende initiatieven uit de Gelijke Kansen Alliantie, zet het onderwijs zich in om de toegankelijkheid bij selectieve opleidingen te borgen. Het onderwijs geeft zo invulling aan de gezamenlijke taak om de commerciële stoomcursussen overbodig te laten zijn.