Ingediend | 13 januari 2017 |
---|---|
Beantwoord | 28 februari 2017 (na 46 dagen) |
Indiener | Selçuk Öztürk (GrKÖ) |
Beantwoord door | Ard van der Steur (VVD) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid politie, brandweer en hulpdiensten |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z00319.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-1311.html |
Ja.
De samenleving moet er op kunnen vertrouwen dat de politie integer met politie-informatie en informatie van en over burgers omgaat. Wanneer er signalen binnenkomen bij de politie of een vermoeden bestaat dat een politieambtenaar zijn ambtsplicht geschonden heeft, zal een (strafrechtelijk) onderzoek worden ingesteld.
Over de door u aangehaalde casus heeft mijn voorganger u reeds geïnformeerd2. Na een melding bij de politie dat een politieambtenaar informatie zou hebben doorgespeeld, heeft een oriënterend onderzoek plaatsgevonden en is het Openbaar Ministerie later tot strafrechtelijk onderzoek overgegaan. De conclusie van het strafrechtelijk onderzoek was dat de agent ten onrechte als verdachte van schending van het ambtsgeheim is aangemerkt. Het nodige onderzoek was gerechtvaardigd door de aard en de ernst van de verdenking en heeft plaatsgevonden binnen de wettelijke kaders zoals voortvloeit uit het Wetboek van Strafvordering.
Met het oog op de persvrijheid is het niet gewenst om een onderzoek in te stellen over de wijze waarop de media publiceren dan wel hiertegen maatregelen te nemen.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Bij een dergelijke situatie wordt altijd een parallel traject van personeelszorg georganiseerd onder de verantwoordelijkheid van de lijnchef.
Aangiftes dienen met het oog op professionaliteit binnen de huidige kaders behandeld te worden. Het Openbaar Ministerie heeft kennisgenomen van de aangifte van de betreffende agent. Gelet op de fase waarin de behandeling van deze aangifte zich bevindt, kunnen hier verder geen mededelingen over worden gedaan.
Zie antwoord vraag 7.
Zie antwoord vraag 3.
Zie antwoord vraag 3.
Ik herken mij niet in de aanname dat er een klimaat zou zijn van verdachtmakingen van agenten met een migratieachtergrond.
Zie antwoord vraag 7.
Zoals eerder in de brief van 15 december jl. is gecommuniceerd, is de conclusie van het strafrechtelijk onderzoek dat de agent ten onrechte als verdachte van schending van het ambtsgeheim is aangemerkt. Met de sepotbeslissing heeft het Openbaar Ministerie willen benadrukken dat de agent geen enkel verwijt valt te maken, wat ik hierbij herhaal.
De individuele casus waar u naar vraagt, betreft een melding van bedreiging. Het past mij niet in te gaan op individuele casus.
Zie antwoord vraag 13.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Öztürk (Groep Kuzu/Özturk) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het bericht dat het leven van een politieagent aan diggelen is (ingezonden 13 januri 2017) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.