Ingediend | 3 januari 2017 |
---|---|
Beantwoord | 1 maart 2017 (na 57 dagen) |
Indieners | Eric Smaling , Henk van Gerven |
Beantwoord door | Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z00039.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-1326.html |
Ja, ik heb kennisgenomen van de uitzending van Vroege Vogels. Ik deel de mening dat geen enkele vorm van wildlife crime thuishoort in onze maatschappij. Ik kan de zorgen omtrent de omvang echter niet bevestigen omdat de omvang van wildlife crime in Nederland niet systematisch wordt onderzocht.
Op basis van de mij ter beschikking staande gegevens kan ik niet concluderen dat de natuurcriminaliteit in Nederland ernstige vormen aanneemt. Daarvoor ontbreken mij gegevens over de omvang en trends in natuurcriminaliteit. Ik ben er mij van bewust dat er niettemin met enige regelmaat ernstige delicten – zoals wildvang en stroperij – in de Nederlandse natuur aan het licht komen. Ik vind het een goede ontwikkeling dat er inmiddels een meldpunt voor natuurcriminaliteit is ingericht. Daarop zijn het afgelopen jaar landelijk 72 meldingen door burgers gedaan (zie www.wildlifecrime.eu).
Ik beschik niet over cijfers over welke dieren in welke aantallen jaarlijks illegaal worden omgebracht in Nederland of uit de natuur worden weggehaald.
Ik beschik niet over cijfers over welke dieren in welke aantallen jaarlijks illegaal worden verhandeld vanuit het buitenland.
Gegeven de illegaliteit van de activiteiten zijn er geen goede cijfers voorhanden. Een onderzoek naar de omvang van wildlife crime zal ook niet makkelijk harde cijfers opleveren. Het is altijd zeer complex om zicht te krijgen op illegale circuits, ook als het gaat om natuurdelicten. De handhaving van de natuurregelgeving in het landelijk gebied is op dit moment efficiënt ingericht, onder meer via intensieve uitwisseling van kennis en expertise binnen het handhavingsnetwerk.
Ik verwijs naar mijn antwoorden op de vragen van het lid Van Gerven van 30 maart 2016 (Handelingen 2015–2016, aanhangselnr. 2082, ingezonden op 11 februari 2016), waarin ik inga op de aantallen handhavers bij de verschillende overheidsinstanties nu en in het verleden.
Natuurgebieden hebben meestal terreinbeherende organisaties als eigenaar die intensief toezicht houden en waar nodig in samenwerking met opsporingsinstanties tot handhaving overgaan.
Toezicht en handhaving in natuurgebieden liggen op een adequaat peil. De berichtgeving in Vroege Vogels vormt voor mij geen aanleiding om mijn eerdere antwoorden op de door u genoemde vragen te herzien.
In mijn antwoorden op vragen van 29 maart 2016 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr.2083) en mijn antwoord van 30 maart 2016 (Handelingen 2015–2016, aanhangselnr. 2082, ingezonden op 11 februari 2016) ga ik in op de rol die Schiphol en de haven van Rotterdam spelen, alsmede controles op illegale activiteiten.
Voorts verwijs ik u naar mijn eerdere brief van 30 maart jl. (Handelingen 2015–2016, aanhangselnr. 2082, ingezonden op 11 februari 2016) waarin ik u heb meegedeeld dat de inzet van Nederland naar mijn oordeel goed op orde is op dit terrein.
Ja, die publicatie ken ik.
Het uitvoeren van controle en toezicht door de douane berust op een aanpak van risicobeheersing. Dit betekent dat er keuzes worden gemaakt, waarbij enerzijds wordt afgewogen hoe groot de risico’s zijn en hoe groot de kans is dat de douane bij controle daadwerkelijk verboden goederen aantreft, maar anderzijds ook wat de controles betekenen voor het bona fide bedrijfsleven.
De samenwerking tussen handhavende instanties verloopt goed. In het kader van de gezamenlijke interventiestrategie CITES vindt overleg plaats over prioriteiten, afstemming en samenwerking. Daarnaast is er intensieve samenwerking op Europees en mondiaal niveau met andere opsporingsdiensten. De operatie Cobra was daar een goed voorbeeld van. Ik verwijs u daarbij tevens naar mijn eerdere brieven aan uw Kamer over dit onderwerp, zoals genoemd in het antwoord bij vraag 8.
Zie antwoord vraag 10.
Er is in de diverse bestaande opleidingen aandacht voor de herkenning van wildlife crime.
Opsporingsdiensten hebben goed contact met NGO’s en terreinbeherende instanties en met de vrijwilligersnetwerken die bij deze organisaties betrokken zijn. Signalen worden opgepakt en meegenomen in opsporing.
Er is goed contact met de provincies. Hoe zij wildlife crime bestrijden in samenwerking met handhavende instanties is een verantwoordelijkheid van de provincies.
De vragen van de leden Smaling en Van Gerven (beiden SP) over het bericht «11.000 handtekeningen tegen Wildlife Crime» (ingezonden 3 januari 2017, kenmerk 2017Z00039), kunnen niet binnen de gebruikelijke termijn beantwoord worden. De reden van uitstel is dat het verzamelen informatie meer tijd kost. Ik zal u de beantwoording zo spoedig mogelijk doen toekomen.