Ingediend | 23 december 2016 |
---|---|
Beantwoord | 25 januari 2017 (na 33 dagen) |
Indiener | Linda Voortman (GL) |
Beantwoord door | Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z24892.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-1025.html |
Ja.
Op personen die samenwonen én een gezamenlijke huishouding voeren (gehuwd of ongehuwd) is de bijstandsnorm van «gehuwden» van toepassing. Dit geldt dus bijvoorbeeld ook voor samenwonende bloedverwanten in de tweede graad (broers en zussen) die een gezamenlijke huishouding voeren. Alleen samenwonende familieleden te weten bloed- en aanverwanten in de eerste graad (ouders- (pleeg)kinderen) zijn hiervan uitgezonderd.
In de Participatiewet (destijds WWB) is per 1-1-2004 een amendement van de Kamer opgenomen dat regelt dat «broers en zussen» die een gezamenlijke huishouding voeren, bij de beoordeling van het recht op bijstand ook worden uitgezonderd van de toepassing van de gehuwdennorm, indien er bij één van hen een zorgbehoefte bestaat. Dit amendement is destijds door de toenmalige Staatssecretaris ontraden omdat er met het amendement sprake zou zijn van discriminatie jegens andere ongehuwd samenwonenden met een zorgbehoeftige partner. Het amendement is niettemin door de Kamer aangenomen.
Op 6 december jl. heeft de CRvB in een aldaar specifiek aanhangig gemaakte casus geoordeeld dat de betreffende regeling in de Participatiewet voor zover «de uitzondering wegens het bestaan van een zorgbehoefte is beperkt tot bloedverwanten in de tweede graad, wegens strijd met artikel 26 van het IVBRP (discriminatie) buiten toepassing dient te worden gelaten». De thans voorliggende uitspraak van de CRvB acht ik in lijn met hetgeen de toenmalige Staatssecretaris aan de Kamer heeft gemeld.
De uitspraak van de CRvB d.d. 6 december 2016 heeft tot gevolg dat de Participatiewet moet worden gewijzigd. Hiertoe worden momenteel voorbereidingen getroffen.
Zolang de Participatiewet niet is gewijzigd zijn de gemeenten gehouden om in voorkomende individuele gevallen rekening te houden met de genoemde CRvB uitspraak. Dit betekent dat de uitzondering die volgens de huidige wettelijke regeling alléén geldt voor tweede graads bloedverwanten, thans op alle ongehuwd samenwonenden van toepassing is mits aan de voorwaarden van de zorgbehoefte wordt voldaan. Naar vaste rechtspraak wordt als zorgbehoeftige aangemerkt de persoon van wie is vastgesteld dat hij vanwege ziekte of een stoornis van lichamelijke, verstandelijke of geestelijke aard in aanmerking komt voor een opname in een AWBZ-inrichting (thans: Wlz-inrichting). Voorts is van zorgbehoefte sprake als de persoon die vanwege ziekte of een stoornis van lichamelijke, verstandelijke of geestelijke aard duurzaam is aangewezen op dagelijkse hulp bij alle of de meeste algemene dagelijkse levensverrichtingen, of is aangewezen op constant toezicht teneinde mogelijk gevaar voor zichzelf of anderen te voorkomen.
Zie antwoord vraag 2.
De uitspraak van de CRvB heeft geen betrekking op de toepassing van de kostendelersnorm bij zorgbehoefte, maar uitdrukkelijk alléén op situaties waarin er sprake is van een gezamelijke huishouding tussen twee ongehuwd samenwonende personen waarvan er één zorgbehoefte heeft.
Zoals in antwoord 2 en 3 aangegeven heeft de uitspraak van de CRvB d.d. 6 december 2016 tot gevolg dat de Participatiewet moet worden gewijzigd. Hiertoe worden momenteel voorbereidingen getroffen. Ik zal in de eerstkomende verzamelbrief de gemeenten informeren hoe te handelen in afwachting van deze wetswijziging.
Ja, zie hiervoor antwoord 2 en 3.