Ingediend | 7 november 2016 |
---|---|
Beantwoord | 27 december 2016 (na 50 dagen) |
Indieners | Martijn van Helvert (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
Beantwoord door | Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | recht strafrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z20556.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-881.html |
Met de Wet OM-afdoening kan de officier van justitie straffen en maatregelen opleggen (artikel 257a, tweede lid, Sv). Daarnaast heeft de Wet OM-afdoening het onder andere mogelijk gemaakt voor de officier van justitie om in een strafbeschikking diverse aanwijzingen te geven. In de in artikel 257a, derde lid, Sv genoemde aanwijzingen is voortgebouwd op de voorwaarden die aan de transactie kunnen worden verbonden. De term «aanwijzingen» is gebruikt omdat deze beter past bij de strafbeschikking dan «voorwaarden». In een strafbeschikking worden immers niet, zoals bij de transactie, voorwaarden ter voorkoming van strafvervolging gesteld, maar worden sancties opgelegd (Kamerstuk 29 849, nr. 3, p. 24). In het geval de tenuitvoerlegging niet slaagt doordat de bestrafte zich niet aan de gegeven aanwijzing houdt, kan de strafzaak aan de rechter worden voorgelegd. Bij het opstellen van de regeling van de strafbeschikking is – vanwege het werken met aanwijzingen – niet overwogen te voorzien in oplegging van straffen die onder voorwaarden niet ten uitvoer worden gelegd. Dit vraagstuk wordt meegenomen in de lopende evaluatie naar de Wet OM afdoening. Hier ga ik in het antwoord op de vragen 4, 5, 6 verder op in.
Het Openbaar Ministerie kent strafvorderingsrichtlijnen ten aanzien van onder meer rijden onder invloed, rijden tijdens een rijverbod en overschrijding van de maximumsnelheid. Deze zijn normerend en bieden tegelijkertijd de benodigde ruimte om te komen tot een afdoening die gericht is op de bijzondere omstandigheden van de zaak. Bij de uitvaardiging van de strafbeschikking, maar ook bij de formulering van de eis ter terechtzitting, worden deze richtlijnen als uitgangspunt gehanteerd. De officier van justitie maakt een afweging welke sanctie in een concreet geval passend is. Hierbij wordt rekening gehouden met strafverzwarende, maar ook met eventueel aanwezige strafverminderende omstandigheden. Hierbij spelen bijvoorbeeld de draagkracht van verdachte of de impact van het ontzeggen van de rijbevoegdheid op de verdachte een rol. De officier van justitie komt per geval tot een op maat gesneden sanctie. Hij maakt daarbij (telkens) een zorgvuldige afweging van alle belangen. Zoals u weet treed ik niet in de eigenstandige beslissingen van het Openbaar Ministerie bij deze beoordeling en afdoening.
Zie antwoord vraag 2.
Het Openbaar Ministerie heeft de behoefte geuit om bij strafbeschikking (deels) voorwaardelijke straffen op te kunnen leggen, zodat meer maatwerk middels een strafbeschikking kan worden geleverd en indien een voorwaardelijke straf door de officier van justitie passend wordt gevonden, deze direct kan worden opgelegd (in tegenstelling tot het aanbrengen van een zaak bij de rechter). Dit zou wetswijziging vergen, waarbij onder meer zou moeten worden voorzien in extra procedurele voorzieningen volgens welke de in een onherroepelijke strafbeschikking opgelegde voorwaardelijke straf alsnog in een onvoorwaardelijke straf kan worden omgezet in het geval de verdachte de voorwaarden niet naleeft. Hierbij zou dan ook moeten worden betrokken de aan te wenden rechtsmiddelen tegen zodanige omzettingsbeslissingen.
Ik heb de door deze leden gestelde vragen onder de aandacht gebracht van de onderzoekers van de lopende evaluatie naar de Wet OM-afdoening in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum. De onderzoekers hebben mij laten weten dat dit vraagstuk reeds is meegenomen in het onderzoek en dat de vraag deel zal uitmaken van de procesevaluatie en van het onderzoek naar mogelijke knelpunten in de praktijk. De uitkomsten van dit onderzoek worden betrokken bij de modernisering van het Wetboek van Strafvordering.
Zie antwoord vraag 4.
Zie antwoord vraag 4.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Van Toorenburg en Van Helvert (beiden CDA) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het niet voorwaardelijk kunnen opleggen van een strafbeschikking door het Openbaar Ministerie (ingezonden 7 november 2016) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.