Ingediend | 26 oktober 2016 |
---|---|
Beantwoord | 16 november 2016 (na 21 dagen) |
Indiener | Joost Taverne (VVD) |
Beantwoord door | Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | europese zaken internationaal recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z19541.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-495.html |
Tijdens de artikelsgewijze behandeling onder het Slowaaks voorzitterschap is tot nu toe gebleken dat nagenoeg alle artikelen verschillend worden gewogen door de lidstaten. Er lijkt grofweg een onderscheid te ontstaan tussen drie categorieën.
De eerste categorie betreft de artikelen die de lidstaten als acceptabel lijken te bestempelen, bijvoorbeeld dat in de Kiesakte wordt benadrukt dat de leden van het Europees parlement worden gekozen als vertegenwoordigers van de burgers van de Unie of de mogelijkheid -nadrukkelijk niet de verplichting – voor lidstaten tot het invoeren van briefstemmen, elektronisch stemmen of internetstemmen.
De tweede categorie betreft artikelen die de lidstaten als onacceptabel lijken te bestempelen zoals de voorstellen met betrekking tot een gemeenschappelijk kiesdistrict, de «Spitzenkandidaten» van de Europese politieke partijen, de vaststelling van de verkiezingsdatum door het Europees parlement en het vaststellen van uitvoeringshandelingen door de Raad met gekwalificeerde meerderheid.
De tekstvoorstellen van het voorzitterschap richten zich met name op de derde (grootste) categorie artikelen. Dit zijn de artikelen die door de lidstaten worden overwogen maar waaraan zowel principiële als praktische bezwaren kleven. Voorbeelden hiervan zijn de onverenigbaarheid van het lidmaatschap van het Europees parlement met het lidmaatschap van een regionaal parlement met wetgevende bevoegdheden, de termijnen voor de vaststelling van de kandidaten- en kiezerslijsten en het publiceren van de verkiezingsuitslagen door de lidstaten. Het lijkt mogelijk in de Raad overeenstemming te bereiken over tekstvoorstellen ter zake, die in meer of mindere mate de voorstellen van het Europees parlement wijzigen.
Dit ligt anders voor de artikelen over de invoering van een verplichte kiesdrempel in de lidstaten, de regels over het vaststellen van de kandidatenlijsten door de politieke partijen die deelnemen aan de verkiezing van het Europees parlement, het stemmen door EU burgers vanuit derde landen, en de regels omtrent verplichte zichtbaarheid van Europese politieke partijen. Hiervan kan op dit moment geen inschatting worden gegeven of hier binnen de Raad tot overeenstemming wordt gekomen.
Gezien het feit dat de onderhandelingen gaande zijn is het niet mogelijk om in te gaan op de concrete suggesties zelf. Voor Nederland blijft het kabinetsstandpunt zoals verstuurd aan uw Kamer op 3 december 2015 leidend in de afweging van de verschillende tekstsuggesties, waarbij vanzelfsprekend conform de op 28 januari 2016 gedane toezegging ook terdege rekening wordt gehouden met de kritische benadering van uw Kamer (zie ook het antwoord op vraag 2).
Gelet op het grote belang dat zowel het kabinet als uw Kamer hecht aan het waarborgen van de vrijheid van vereniging en de vrijheid van nieuwsgaring heb ik hier in mijn brief van 6 oktober jl. expliciet aan gerefereerd. Dat laat echter onverlet dat bij de bespreking van de overige onderdelen van het voorstel waar nodig de principiële en/of praktische kanttekeningen die het kabinet in het kabinetsstandpunt van 3 december 2015 kenbaar heeft gemaakt naar voren zijn en worden gebracht 1. Vanzelfsprekend wordt conform de op 28 januari 2016 gedane toezegging bij deze beoordeling ook terdege rekening gehouden met de kritische benadering van uw Kamer.
Verschillende lidstaten vinden het van belang dat de wijzigingen van de Kiesakte van toepassing zijn voor de aanstaande verkiezingen in 2019. Dit is ook de inzet voor het Europees parlement. Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat in de nationale rechtsstelsels soms nog nadere voorwaarden aan de inwerkingtreding worden gesteld. Zo schrijft het Belgisch recht bijvoorbeeld voor dat alle 28 nationale parlementen een jaar voor de Europees Parlementsverkiezingen het voorstel geratificeerd moeten hebben. Mede daarom hechten deze lidstaten aan voortgang en lijkt het huidige voorzitterschap graag een volgende stap te willen zetten. Daarnaast speelt nationale wet- en regelgeving in sommige lidstaten zelf een rol. In Duitsland bestaat bijvoorbeeld de wens om de Kiesakte aan te passen na een uitspraak van het Constitutioneel Hof, waarin de Duitse kiesdrempel voor de Europees Parlementsverkiezingen werd afgeschaft.
Ja.
In het debat naar aanleiding van het VSO over de herziening van de Kiesakte op 17 december jl. heb ik in dit kader opgemerkt dat het niet voorstelbaar is dat de regering, in het geval dat de Kamer tot de conclusie komt dat het voorstel niet acceptabel is, akkoord zal gaan met de vaststelling van het voorstel in de Raad van de Europese Unie2. Dit standpunt geldt nog steeds.
Ja.