Ingediend | 10 oktober 2016 |
---|---|
Beantwoord | 4 november 2016 (na 25 dagen) |
Indiener | Madeleine van Toorenburg (CDA) |
Beantwoord door | Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | bestuur organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z18564.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-386.html |
Ja
De betreffende producten mogen legitiem verkocht worden. Ook als een verkoop verdacht is, hoeft de marktdeelnemer de verkoop niet te weigeren. Na de afgeronde transactie dient er wel direct een melding gedaan te worden door de verkopende partij. Dat is naar aanleiding van de betreffende aankopen ook tweemaal gedaan, waarop de kopers (medewerkers van Powned) staande gehouden konden worden door de politie. Dit was ook te zien in de uitzending op 29 september.
Onder de nieuwe wetgeving is onderscheid gemaakt tussen twee groepen chemicaliën. Stoffen uit beide productgroepen kunnen gebruikt worden bij het maken van zelfgemaakte explosieven. Deze twee groepen zijn voor de gehele Europese Unie vastgesteld.2 Voor de eerste groep meest risicovolle chemicaliën geldt in Nederland sinds 1 juni 2016 een vergunningsplicht voor particulieren. De tweede groep bevat een groter aantal (producten met) chemicaliën, waaronder de producten die zijn aangekocht in de uitzending van Powned. Het gaat hier om producten met een legitieme toepassing, die wel verkocht mogen worden maar waarvoor een meldplicht geldt indien er sprake is van een verdachte transactie, diefstal of verdwijning. Een dergelijke melding dient plaats te vinden bij het hiervoor opgerichte «Meldpunt Verdachte Transacties Chemicaliën» (het gezamenlijke meldpunt van de politie en FIOD voor explosieven- en drugsprecursoren).
Ik hecht groot belang aan de bekendheid van de nieuwe wet en de verplichtingen die daaruit voortvloeien. Hoewel bedrijven zelf verantwoordelijk zijn voor de naleving van de wet en daarmee ook voor het informeren en instrueren van hun personeel, ondersteunt mijn ministerie al sinds de ontwikkeling van de wet in 2014 marktpartijen door middel van een bewustwordingscampagne. Deze campagne bestaat uit diverse voorlichtingsinstrumenten ter uitvoering van de verordening en de nationale wetgeving. De in de uitzending getoonde folder is daar een voorbeeld van.
Ondanks de beschikbaarheid van dit voorlichtingsmateriaal blijft de keus aan de marktdeelnemers om daar gebruik van te maken of om eigen materiaal te ontwikkelen.
Zoals hierboven gesteld, wordt in Nederland sinds 2014, ruim voordat de nationale wetgeving van kracht werd, door het bedrijfsleven en door het Ministerie van Veiligheid en Justitie op verschillende manieren gewerkt aan vergroting van de bewustwording. Hieronder volgt een niet-limitatieve opsomming van de acties die sinds 2014 zijn ondernomen:
Ook in internationaal verband wordt gewerkt aan een goede uitvoering van de EU Verordening. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft samen met partners uit het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Noorwegen materiaal ontwikkeld om bedrijven te ondersteunen bij het uitvoeren van de EU Verordening. Het gaat onder meer om folders, posters, een e-learning module en een modelovereenkomst voor internetverkoop. Deze instrumenten zijn op 18 november 2015 overgedragen en beschikbaar gesteld aan alle overige EU lidstaten om de uitvoering van de EU Verordening ook op Europees niveau te versterken.
Alle informatie over de wetgeving is vrij beschikbaar of opvraagbaar via de website van de NCTV.
Voor wat betreft de naleving kan ik u melden dat bedrijven aan de toezichthouder, de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), moeten kunnen aantonen dat de informatieoverdracht/instructie aan het personeel heeft plaatsgevonden. Zij moeten er bovendien voor zorgen dat de kennis op voldoende niveau blijft. De ILT is daarom in een vroeg stadium betrokken bij de totstandkoming en uitvoering van de wet.
Voor deadlines die gelden voor het informeren van het personeel geldt dat de informatieplicht van de marktpartijen een doorlopende verplichting is.
De ILT heeft sinds de invoering van de wet met verschillende detailhandelsketens, groothandels, brancheorganisaties, producenten en grote importeurs gesproken om een beeld te krijgen van de stoffen die worden geproduceerd en verkocht. Deze gesprekken hebben ook bijgedragen aan de bewustwording binnen de verschillende brancheorganisaties, waardoor zij beter in staat zijn hun leden te ondersteunen bij het voldoen aan de wettelijke bepalingen.
Zie antwoord vraag 3.
De ILT is door mij als Minister van Veiligheid en Justitie gemandateerd om op te treden als zowel de vergunningverlenende als toezichthoudende instantie.
In afstemming tussen ILT, politie en het Ministerie van Veiligheid en Justitie is een uitgebreid vergunningsaanvraagformulier ontwikkeld, waarin de particuliere aanvrager bijvoorbeeld moet melden welke stof hij met welk doel wil gebruiken. Bij de aanvraag dient tevens een recent afgegeven verklaring omtrent het gedrag (VOG) gevoegd te worden. De aanvraag wordt voor vergunningverlening getoetst door ILT.
Voor wat betreft de toezichthoudende rol van de ILT is gekozen voor risico-gestuurd toezicht. De toezichthouder zet in op sectoren en daarbinnen op specifieke bedrijven waar het risico op overtreding van de gestelde verboden het grootst is of waar een overtreding de grootste veiligheidsimpact heeft. De ILT kan het toezicht intensiveren bij marktdeelnemers als er aanwijzingen zijn dat in strijd met de wet wordt gehandeld.
Vanwege de korte inwerkingtreding van de wet is nog geen gebruik gemaakt van de bevoegdheid om de administratie van bedrijven te controleren. Wel heeft een groot deel van de bezochte bedrijven al voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet op verzoek informatie over inkoop en verkoop van precursoren aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie ter beschikking gesteld. Deze informatie is gedeeld met de ILT.
De toezichthouder heeft tot dusver geen signalen ontvangen over de effectiviteit van deze bedrijfsprocessen.
Zie antwoord vraag 5.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Toorenburg (CDA) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over de implementatie van de Wet Precursoren voor explosieven (ingezonden 10 oktober 2016) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.