Ingediend | 3 oktober 2016 |
---|---|
Beantwoord | 24 november 2016 (na 52 dagen) |
Indieners | Vera Bergkamp (D66), Stientje van Veldhoven (D66), Fatma Koşer Kaya (D66), Salima Belhaj (D66) |
Beantwoord door | Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid politie, brandweer en hulpdiensten |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z17958.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-575.html |
Ja.
Bij het plegen van strafbare feiten zullen criminelen over het algemeen zoveel mogelijk proberen om opsporing te bemoeilijken. Dit geldt ook voor dumpingen en lozingen van drugsafval. Dit heeft tot gevolg dat dumpingen en lozingen plaats vinden op bijvoorbeeld afgelegen plekken. Het opmerken van dumpingen gebeurt door verschillende (bestuurlijke) instanties, opsporingsdiensten, burgers en bedrijven. Bij het opmerken kunnen dumpingen worden gemeld en (buitengewoon) opsporingsambtenaren kunnen onder meer op basis van deze signalen opsporen. Het is voor al deze partijen van belang alert te zijn op mogelijke drugsafvaldumpingen en deze te melden bij de politie.
Er is geen dumping van synthetisch drugsafval zonder productieplaats. De inzet van de politie, het OM, NFI en partners (waaronder FIOD) is dan ook gericht op het verstoren van het productieproces van synthetische drugs. Daarmee wordt ook ingezet op de opsporing van de organisatoren van de drugsproductie. Dat betekent niet dat de daders van dumping van synthetisch drugsafval vrij spel hebben. De politie werkt aan een eenduidige benadering en opvolging, waarbij de plaats delict in eerste instantie zowel vanuit het milieu als het generieke opsporingsperspectief wordt benaderd. De mogelijkheden om door te kunnen rechercheren zijn echter sterk afhankelijk van de aangetroffen sporen en de kwaliteit daarvan. Deze inzet op de criminaliteit van de productie van synthetische drugs, alsmede de daarmee samenhangende dumpingen, zal stevig voortgezet worden. Vanzelfsprekend dat dit gepaard gaat met uitdagingen en vraagt om een lange adem vraagt.
Daarnaast zijn er initiatieven die zich richten op het beperken van de gevolgen van drugsafvaldumpingen, zoals het project van de Provincie Noord-Brabant «Samen tegen Dumpen.»
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 valt niet uit te sluiten dat lozingen onopgemerkt blijven.
Het is van belang dat tijdig melding gemaakt wordt bij de politie als een lozing in het riool, in gierkelders of uit rijdende auto’s vermoed wordt, zodat nader onderzoek kan worden ingesteld om de mogelijke daders te achterhalen en er spoedig zorg gedragen kan worden voor het opruimen van het afval om mogelijke schade voor milieu en of mens te beperken. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 is daarbij ook de blijvende inzet op het verstoren van het productieproces van belang. Op regionaal en lokaal niveau, zoals bijvoorbeeld in het project van de Provincie Noord-Brabant «Samen tegen Dumpen,» wordt geïnvesteerd in de samenwerking met ketenpartners om dergelijke lozingen te signaleren en hier tegen op te treden. Hierbij wordt ook gebruik gemaakt van nieuwe technologische ontwikkelingen voor het detecteren van lozingen.
Ten aanzien van overige milieu en maatschappelijke risico’s, verwijs ik naar de antwoorden op de vragen 8 en 14.
Zoals u ook geïnformeerd bent in antwoord op Kamervragen van Dik Faber en Segers3 zijn alternatieve manieren van dumpen moeilijker te detecteren.
Voor een tijdige signalering is samenwerking met de ketenpartners van belang. Deze samenwerking wordt onder meer vastgesteld in protocollen. Ik verwijs naar de antwoorden op vraag 10.
Het is mogelijk dat niet alle ontdekte dumpingen gemeld worden bij de politie. Grondeigenaren, alerte burgers en ketenpartners kunnen drugsdumpingen melden bij het milieupunt van de gemeente of bij de politie via 0900–8844 (of 112 als elke seconde telt).
Het dumpen van drugsafval heeft geen eigen registratiekenmerk in de bedrijfsprocessensystemen van de opsporingsdiensten. Bij registratie van dergelijke meldingen wordt aangesloten bij de vervolgingsgronden milieudelict of overtreding van de Opiumwet. Voor melders, meldpunten en milieudiensten is het daarnaast niet altijd direct duidelijk dat de afvaldumping een drugsdumping betreft. Hier kan investeren in bewustwording aan bijdragen. Ik verwijs naar het antwoord op vraag 12.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 en 4 wordt reeds stevig ingezet op de opsporing en het beperken van het productieproces en de gevolgen in het geval van drugsafvaldumping. Daarnaast wordt onderzoek gedaan naar de maatschappelijke risico’s van dumpingen waaronder gezondheidsrisico’s, zie het antwoord op vraag 8. Ik zie op dit moment geen aanleiding voor aanvullende acties. De onderzoekers concluderen bovendien dat de bewustwording bij het publiek over de gezondheidsrisico’s van gedumpt drugsafval beperkt is. Vergroten van de bewustwording kan bijdragen aan de opsporing en melding van dumpingen. Voor acties op dit gebied verwijs ik naar het antwoord op vraag 12.
Ja, ik deel de conclusie dat over de ernst en reikwijdte van milieu en maatschappelijke risico’s nog niet alles bekend is. Er wordt sinds 2010 door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) onderzoek gedaan naar de milieurisico’s van drugsafvaldumpingen. Hieruit blijkt dat het zeker raadzaam is om de aanwezigheid van deze stoffen in het watersysteem te blijven volgen met het oog op mogelijke effecten op de volksgezondheid op lange termijn en op het ecosysteem. Onderzoeken hebben zich de afgelopen jaren gericht op drugs (resten) die via een rioolwaterzuiveringsinstallatie in het oppervlaktewater belanden. Van veel van deze stoffen is weinig bekend over milieueffecten maar vooralsnog lijken veilige concentraties niet te worden overschreden. Onderzoek naar de effecten van incidentele dumpingen gebeurt ook al. In opdracht van een Brabantse gemeente heeft het RIVM medio 2015 een ad hoc risicoschatting gemaakt voor de stof MDMA. Aanleiding was het uitrijden van de stof vanuit een mestkelder waar de stof eerder was gedumpt. De conclusie was dat de aangetroffen concentraties in de lucht in die specifieke situatie niet tot onaanvaardbare risico's voor de volksgezondheid leidden. Ik zie derhalve geen aanleiding om aanvullend onderzoek te laten uitvoeren.
Het rapport refereert aan het incident in Someren. Zoals ook in de beantwoording van de vragen hierover van de leden Segers en Dik Faber5 en Koşer Kaya en Bergkamp6 is gesteld waren de concentraties MDMA in de maïs zodanig laag dat deze geen gevaar voor de volks- en diergezondheid opleverden en is de besmette maïs uit de voedselketen gehouden. Het rapport geeft wel aan dat het dumpen van drugsafval in gierkelders als lozingsmethode mogelijk kan toenemen met het oog op boerenbedrijven die zich in toenemende mate in financiële problemen bevinden en daardoor kwetsbaarder zijn als ze benaderd worden door synthetische-drugsproducenten die van hun afval af moeten. Op dit moment zijn er echter geen concrete aanwijzingen dat dit op grote schaal plaatsvindt en zie ik geen aanleiding om de bestaande werkwijze te veranderen. De NVWA controleert risicogericht individuele agrarische ondernemingen op de naleving van specifieke wetgeving. Als zij daarbij stuit op of een vermoeden heeft van de aanwezigheid van drugs, drugsafval of een drugslaboratorium wordt geschakeld met de verantwoordelijke diensten. In het geval van Someren heeft de politie de relevante diensten ingelicht.
Het klopt dat er protocollen worden ontwikkeld in verschillende regio’s, toegespitst op de specifieke situatie aldaar. Kennis over en ervaring met deze protocollen wordt gedeeld in bijvoorbeeld het project van Noord-Brabant «Samen tegen dumpen.» Ik herken het beeld niet dat de problemen rondom drugsafval zich steeds meer naar de noordelijke provincies verplaatsen. Over een lichte toename in de provincie Gelderland bent u geïnformeerd in antwoord op Kamervragen van de leden Segers en Dik Faber7.
De problematiek verschilt per regio. Daarnaast zijn verschillende lokale ketenpartners, provincies en gemeenten betrokken. Ik ben daarom geen voorstander van het opleggen van een landelijke aanpak. Wel ben ik er een voorstander van dat tussen provincies, gemeente en ketenpartners, waaronder ook politie en OM, informatie gedeeld wordt over de opgedane ervaringen met protocollen. Initiatieven als het project in Noord-Brabant dragen hieraan bij.
Ja, die mening deel ik.
Investeren in bewustwording van de gevaren van lichamelijke blootstelling aan gedumpt drugsafval is zeker van belang. De aard en omvang van de drugsafvaldumpingen verschilt echter per regio. Als provincies, gemeenten en ketenpartners informatie delen over de opgedane ervaringen met de protocollen (zie ook het antwoord op vraag8, kan dit gebruikt worden om ook lokaal, via lokale berichtgeving/media, meer gericht de aandacht te vestigen op de gevaren van blootstelling aan gedumpt drugsafval. Daarnaast zijn er initiatieven die bijdragen aan een betere bewustwording, zoals een voorlichtingscampagne die de politie in 2015 in samenwerking met ZLTO in Zeeland heeft opgezet om boeren te informeren over drugscriminaliteit.
Deze problematiek vraagt om de blijvende aandacht van alle betrokken partijen. De controle in de genoemde gebieden is veelal in handen van buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) die in dienst zijn van particuliere werkgevers. Deze boa’s zijn van essentieel belang voor de handhaving en het toezicht in de landelijke (natuur) gebieden. Aan het in dienst nemen van de boa’s, het verkrijgen en behouden van opsporingsbevoegdheid en scholing zijn voor de werkgever van een boa kosten verbonden. Toegezegd is dat de werkgevers van groene boa’s van het Ministerie van Economische Zaken een financiële bijdrage (€ 100.000 per jaar met ingang van 2015) krijgen ter compensatie van deze kosten.
Er zijn geen aanwijzingen dat gedumpt drugsafval in grondwaterbeschermingsgebieden via het opgepompt grondwater dat gebruikt wordt voor de bereiding van drinkwater een gevaar voor de volksgezondheid vormt. De drinkwaterbedrijven hebben de in de Drinkwaterwet neergelegde taak om te zorgen voor de feitelijke levering van deugdelijk drinkwater aan consumenten en andere afnemers. De drinkwaterbedrijven zijn verantwoordelijk voor de kwaliteitsbewaking en controle van de grondstof, het productieproces en het eindproduct drinkwater. Drinkwaterbedrijven inspecteren in dat kader grondwaterbeschermingsgebieden en monitoren grondwater en drinkwater op een breed spectrum van stoffen, waaronder verontreinigingen afkomstig van drugsafval. Daarbij worden onder andere preventief early-warning-systemen bij grondwatermonitoring ingezet. Er zijn tot dusverre geen drugs aangetroffen in grondwater bestemd voor drinkwaterbereiding. Ik zie geen aanleiding om het grondwater in grondwaterbeschermingsgebieden beter te laten controleren, omdat de kwaliteitsbewaking daarvan door de drinkwaterbedrijven in voldoende mate is geborgd.
Ja. De resultaten van de Intensivering Zuid-Nederland zijn op 15 juni 2016 aan uw Kamer gestuurd10. De effecten van de aanpak van ondermijnende criminaliteit zijn lastig uit te drukken in «harde cijfers». Dit is inherent aan de problematiek: georganiseerde ondermijnende misdaad vindt in de regel in het «onzichtbare» plaats, over de precieze omvang ervan zijn geen betrouwbare cijfers beschikbaar. Er zijn wel verschillende signalen dat de aanpak effect sorteert. Uit de rapportage van de Intensivering blijkt onder andere dat er signalen zijn dat hardware voor de productie van synthetische drugs lastiger te verkrijgen is. Het dumpen van drugsafval heeft veel aandacht gekregen, waarmee enerzijds de problematiek zichtbaarder is geworden en anderzijds ook de meldingsbereidheid toegenomen is.
Voor het effectief inzetten van de (forensische) capaciteit is het van belang dat er kansrijke sporen zijn op de plaats delict voor opsporing en vervolging. In het geval van drugsdumpingen en -lozingen zijn niet altijd goede kansrijke sporen aanwezig voor een opsporingsonderzoek. Wel is de werkwijze van de politie inmiddels zo ingericht dat in geval van drugsdumpingen en -lozingen indien nodig de forensische opsporing en eventueel de LFO ter plekke komt. De LFO adviseert ten behoeve van bijvoorbeeld veilige afvoer van de gedumpte chemicaliën en bij het veiligstellen van sporen. Het opsporingsonderzoek zelf wordt uitgevoerd door de reguliere recherchediensten. Het LFO kan zorgen voor de bemonstering van de chemicaliën. Aanwezige biologische sporen (dacty/dna) worden veilig gesteld door de afdeling forensische opsporing.
Ja.
Hierbij bericht ik u, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Staatssecretaris van Economische Zaken, dat de schriftelijke vragen van de leden Belhaj, Bergkamp, Koşer Kaya en Van Veldhoven (allen D66) over het bericht «Politie heeft geen zicht op dumpingen drugsafval» (ingezonden 3 oktober 2016) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.