Ingediend | 26 september 2016 |
---|---|
Beantwoord | 26 oktober 2016 (na 30 dagen) |
Indieners | Astrid Oosenbrug (PvdA), Marith Volp (PvdA) |
Beantwoord door | Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | hoger onderwijs onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z17328.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-280.html |
Ja, ik heb kennisgenomen van het bericht.
Ja, ik ben op de hoogte van de aard van de genoemde lijst. Met u ben ik van mening dat het opstellen en het openbaar verspreiden van een dergelijke lijst verwerpelijk is.
Zie antwoord vraag 2.
Met u ben ik van mening dat hard moet worden opgetreden tegen dergelijke incidenten. Inmiddels blijkt dat de studentenvereniging Groninger Studenten Corps Vindicat atque Polit (hierna: Vindicat) dertien mannelijke leden heeft geschorst die verantwoordelijk worden gehouden voor het verspreiden van de lijst. Voorts blijkt uit een persbericht van Vindicat dat Vindicat zich distantieert van de personen die de lijst zouden hebben verspreid, het incident ten zeerste betreurt, nader onderzoek heeft aangekondigd en verdere disciplinaire maatregelen niet uitsluit.2
De opleidingsinstituten waar de makers en verspreiders van de lijst studeren zouden op grond van de Wet op Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW) middels art. 7.57h ordemaatregelen aan studenten kunnen opleggen, indien zou blijken dat de lijst verspreid is gebruik makende van gebouwen, terreinen of andere voorzieningen van de opleidingsinstituten. De Rijksuniversiteit Groningen en de Hanzehogeschool Groningen kennen verder interne regelingen waarbij maatregelen zouden kunnen worden opgelegd aan studenten indien er sprake is van ongewenste omgangsvormen. Voorts heb ik inmiddels van de Colleges van Bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen en de Hanzehogeschool Groningen vernomen dat samen met de gemeente Groningen onderzocht zal worden of de erkenningsprocedure inzake de bestuursbeurzenregeling moet worden herzien in het licht van de recente ontwikkelingen rond de sekslijst en andere excessen.
Zie antwoord vraag 5.
Op grond van artikel 8 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) mogen persoonsgegevens slechts worden verwerkt indien dat gerechtvaardigd wordt door een van de in die bepaling genoemde gronden. Het toezicht op de naleving van de Wbp berust bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Personen die op de zogenoemde sekslijst staan kunnen op grond van artikel 60 van de Wbp de Autoriteit Persoonsgegevens verzoeken een onderzoek in te stellen naar de rechtmatigheid van een bepaalde verwerking van persoonsgegevens. Dit college is in deze taak volstrekt onafhankelijk. Het past mij daarom niet zelf een uitspraak te doen over de vraag of met het verspreiden van de zogenoemde sekslijst persoonsgegevens naar buiten zijn gekomen waarmee de Wbp is overtreden.
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft mij desgevraagd laten weten geen verzoeken van belanghebbenden te hebben ontvangen en dat dit er mede toe heeft geleid dat de Autoriteit Persoonsgegevens tot op heden geen onderzoek heeft ingesteld. Wel heeft de Autoriteit Persoonsgegevens besloten relevante partijen actief te informeren over de geldende regels inzake de publicatie van persoonsgegevens op internet alsmede over de onderzoeks- en sanctiemogelijkheden.
Indien een dergelijke lijst zonder toestemming van de betrokkenen via het internet openbaar is verspreid, zou deze handeling eventueel tot strafrechtelijke vervolging kunnen leiden op grond van belediging (artikel 266 Sr), smaad (artikel 261 Sr) en/of laster (artikel 262 Sr).
Ook de Auteurswet biedt eventueel mogelijkheden om tegen de lijst op te treden. Wie herkenbaar op een foto staat afgebeeld, kan zich beroepen op het portretrecht (artikelen 19 t/m 21 van de Auteurswet). Als een portret in opdracht is gemaakt, dan is voor publicatie zonder meer toestemming van de afgebeelde persoon nodig. Dit toestemmingsvereiste geldt niet alleen voor derden, maar ook voor de fotograaf. Als een portret niet in opdracht is gemaakt, mag het in beginsel vrijelijk worden gebruikt, tenzij een redelijk belang van de geportretteerde zich daartegen verzet. Dan is toestemming vereist. Volledigheidshalve zij nog vermeld dat artikel 35 van de Auteurswet regelt dat degene die zonder daartoe gerechtigd te zijn een portret openbaar maakt een overtreding begaat, die is gesanctioneerd met een geldboete van de vierde categorie.
Vooralsnog is er door niemand aangifte gedaan ten aanzien van het incident. Uiteraard dienen de studentes op de hoogte te worden gesteld van de mogelijkheden die hen ter beschikking staan, voor zover zij zich daarvan niet zelf al bewust zijn.
Het is mij op dit moment niet bekend dat er eerdere gevallen zijn geweest waarbij een vergelijkbare lijst, met vergelijkbare inhoud, op vergelijkbare wijze in het publieke domein is verspreid.