Ingediend | 29 juli 2016 |
---|---|
Beantwoord | 9 september 2016 (na 42 dagen) |
Indieners | Renske Leijten , Henk van Gerven |
Beantwoord door | Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z15052.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-3460.html |
Ja.
Er is geen sprake van nieuwe administratieve lasten. Al enkele jaren worden voor de verschillende eerstelijns ketenzorgprogramma’s, gericht op chronisch zieken, in- en exclusiecriteria gehanteerd. Deze in- en exclusiecriteria zijn ontstaan naar aanleiding van grote verscheidenheid in de omvang van de geïncludeerde populatie tussen zorggroepen. Hierin zijn zorgverzekeraars soms een verschillend beleid gaan voeren. Vanuit zowel de beroepsgroep, brancheorganisaties en zorgverzekeraars ontstond de behoefte om de in- en exclusiecriteria landelijk af te stemmen, zodat deze zorgprogramma’s beschikbaar zijn voor die mensen die er baat bij hebben.
De in- en exclusiecriteria dienen verschillende doelen. Allereerst ondersteunt het de huisarts in het gesprek met de patiënt om te bepalen of het ketenzorgprogramma in zijn geval aansluit bij de zorgvraag. Daarnaast ondersteunt het de zorggroep en de zorgverzekeraar bij het maken van inkoopafspraken, omdat het de groep waarover afspraken gemaakt worden afbakent. Als laatste zorgen in- en exclusiecriteria voor eenduidigheid en vergelijkbaarheid van data, bijvoorbeeld bij kwaliteitsindicatoren, effectiviteitsonderzoek en de rechtmatigheid van declaraties.
Anderhalf jaar geleden zijn InEen, de expertgroepen van kaderhuisartsen voor diabetes, hart- en vaatziekten en astma/COPD en zorgverzekeraars samen gaan werken aan breed gedragen in- en exclusiecriteria. In gezamenlijkheid zijn zij gekomen tot de in- en exclusiecriteria die er nu liggen. Daarbij is daar waar deze houvast bieden aangesloten bij de actuele medisch-inhoudelijke kwaliteitsstandaarden. Zo is bijvoorbeeld afgesproken dat bij de doelgroep met een verhoogd vasculair risico tussen de 10% en 20%, waarbij de richtlijn een indicatie voor medicamenteuze behandeling geeft, aan te sluiten bij diezelfde richtlijn en deze groep in aanmerking te laten komen voor het ketenzorgprogramma.
Het expliciteren van de inclusie- en exclusiecriteria heeft geen invloed op de administratieve lasten. De onderliggende gegevens maken reeds deel uit van het patiëntendossier en de kwaliteitsregistratie van de zorgketens. De inclusie- en exclusiecriteria dragen vooral bij aan meer duidelijkheid en eenduidigheid. Daar waar zorggroepen te maken hadden met diverse inclusie- en exclusiecriteria per verzekeraar kan mogelijk zelfs een positief effect op de administratieve lasten worden verwacht.
Naast de inclusie- en exclusiecriteria kan de individuele zorgverzekeraar met een aanbieder altijd aanvullende kwaliteits- en doelmatigheidsafspraken maken. Dit is onderdeel van zijn zorgplicht, om voor verzekerden kwalitatief goede, bereikbare en tijdige zorg in te kopen. Des te meer overeenstemming er bestaat tussen partijen over inkoopcriteria, hoe minder zorgverzekeraars geneigd zullen zijn om hierover afzonderlijke afspraken te maken. Met deze ontwikkeling worden inkoopafspraken zo veel mogelijk gestroomlijnd, wat positief uitwerkt op administratieve lasten.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Ik vind het spijtig om te horen dat een aantal huisartsen in de regio West-Friesland knelpunten ervaren in de onderhandelingen met zorgverzekeraar VGZ. Ik vind het ook spijtig dat partijen de publiciteit zoeken in plaats van er onderling uit te komen. Afgelopen jaar hebben partijen in het kader van Het Roer Moet Om afspraken gemaakt om onder andere het contracteerproces beter te laten verlopen. Ik ontvang al eerste positieve signalen, bijvoorbeeld dat er meer meerjarencontracten worden afgesloten en dat verzekeraars beter benaderbaar zijn. Het vergt tijd voordat alle afspraken die gemaakt zijn in het kader van Het Roer Moet Om ook beklijven. De verwachting is dat in de contractronde voor 2017 de gevolgen van de afspraken nog zichtbaarder zullen worden. Ik heb begrepen dat er een vervolgoverleg tussen VGZ en de huisartsen in september gepland staat. Ik vind het goed om te horen dat men met elkaar in gesprek blijft. Het is te prefereren dat partijen proberen er onderling uit te komen. Mocht dat niet lukken dan kunnen partijen sinds kort ook gebruik maken van de zogeheten «Onafhankelijke Geschilleninstantie Zorgcontractering». Indien nodig kan geschilbeslechting een eventuele impasse in het contracteerproces doorbreken.
Segment 3 in de bekostiging van de huisartsenzorg beoogt juist ruimte te scheppen voor het maken van afspraken over zorgvernieuwing en het belonen van goede uitkomsten van zorg. In het bestuurlijk akkoord eerste lijn is bovenop de reguliere 1% groei ten opzichte van andere sectoren 1,5% extra groei toegekend aan het kader huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg voor onder andere zorgvernieuwing en substitutie van zorg. Bezuinigingen in de huisartsenzorg is dus ook niet aan de orde.
Zie mijn antwoord op vragen 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8. In- en exclusiecriteria zijn al jaren onderdeel geweest van de inkoopafspraken over ketenzorgprogramma’s en zijn noodzakelijk om hierover goede inkoopafspraken te kunnen maken. Gegeven de gezamenlijkheid waarmee partijen de in- en exclusiecriteria voor de ketenzorgprogramma’s hebben opgesteld en het doel dat daarmee wordt nagestreefd, deel ik uw vrees niet.
Zie mijn antwoord op vraag 7.
Contractbesprekingen zijn iets tussen zorgaanbieder en -verzekeraars, waar ik mij niet in meng. Het is voor mij niet bekend hoe vaak contractonderhandelingen niet resulteren in een overeenkomst. Wel houd ik de signalen uit het veld en de contractering goed in de gaten.
Zorgverzekeraars, huisartsen en zorggroepen hebben veel energie gestopt in het traject Het Roer Moet Om om verandering teweeg te brengen. Op het vlak van gelijkwaardigheid, maar bijvoorbeeld ook op het terrein van administratieve lasten. Ik krijg veel positieve berichten van huisartsen over de verbeteringen tot zover. Het zal echter niet overal direct helemaal goed gaan. Het is dan zaak om in goed overleg er onderling toch uit te komen.
Daar waar partijen er onderling echt niet uitkomen en van standpunt blijven verschillen, wat natuurlijk altijd kan, is er een onafhankelijke geschilleninstantie opgericht waar het conflict kan worden voorgelegd. Bij brief van 2 juni 2016 heb ik uw Kamer geïnformeerd over deze geschilleninstantie.
Het is niet aan mij om dit te beoordelen. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg de beschikking over het instrument aanmerkelijke marktmacht. Het is aan de NZa om te bepalen wanneer zij onderzoek noodzakelijk acht. Daarnaast kan de zorgaanbieder stappen naar de eerder genoemde geschilleninstantie.
Het is aan de ACM om individuele klachten die bij hen gemeld worden, te behandelen. De ACM heeft, na overleg met de indiener, mij wel bevestigd dat zij een klacht over deze kwestie heeft ontvangen en dat zij, in overleg met de indiener en conform de afspraken in het samenwerkingsprotocol tussen ACM en de NZa, de klacht heeft doorverwezen naar de NZa. De NZa heeft de klacht in behandeling genomen. Zie verder het antwoord op vraag 13.
De zorgverzekeraars hebben net als de huisartsen en de zorggroepen serieus geïnvesteerd in een intensief traject met als doel verandering teweeg te brengen. Daarbij geldt dat een deel van de afspraken pas in deze contractperiode geïmplementeerd en zichtbaar kunnen en zullen worden. Ik krijg daar veel positieve berichten over, maar het zal niet overal direct helemaal goed gaan. Dat is spijtig en houdt mijns inziens in dat het van belang is dat in die regio’s waar men nog niet tevreden is in gesprek moet blijven om er samen uit te komen. De gemaakte afspraken in het kader van «Het Roer Moet Om» bieden handvatten om nader tot elkaar te komen. Wanneer partijen er gezamenlijk echt niet uitkomen kunnen zij een beroep doen op de geschillencommissie, die juist hiervoor is opgericht.
De vragen van de Kamerleden Van Gerven (SP) en Leijten (SP) over het bericht Selectiecriteria geven duidelijkheid over deelname aan ketenzorg (2016Z15052) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de kamervragen doen toekomen.